13.6 Spectrofotometrie

Uit oefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN van digischool

Grondwater bevat zowel ionen Fe2+ als ionen Fe3+.
Bij de colorimetrische bepaling van het ijzergehalte in grondwater wordt gebruik gemaakt van het feit dat ijzer(III)ionen met thiocyanaationen een rood gekleurd complex vormen: Fe3+(aq)  +  SCN-(aq) → FeSCN2+(aq).
Om het totale ijzergehalte te kunnen bepalen, moet eerst het aanwezige Fe2+ worden omgezet in Fe3+.
Dit gebeurt door middel van een reactie met een aangezuurde H2O2 oplossing.
Voor het verloop van de ijklijn wordt een standaardoplossing gebruikt die 5,0 mg Fe3+ per liter bevat.
Er worden acht oplossingen bereid met achtereenvolgens 0, 1, …, 7 mL van de standaardoplossing.
Aan iedere oplossing wordt 1 mL 2 M KSCN-oplossing toegevoegd en vervolgens wordt met water aangevuld tot 10 mL.

Dan worden de extincties gemeten en wordt de volgende ijklijn verkregen:


Van het te onderzoeken grondwater neemt men 25 mL.
Hieraan wordt achtereenvolgens toegevoegd: 1 druppel 3% H2O2-oplossing, 5 mL 2 M KSCN-oplossing en 10 mL 1 M HCloplossing. Tenslotte wordt met water aangevuld tot 50 mL oplossing.
Van deze oplossing wordt de extinctie bepaald: E = 0,14.