Kolomchromatografie

Uit Digischool oefenopgaven analysetechnieken
De oudste toepassing van kolomchromatografie is de scheiding van kleurstoffen uit groene bladeren van planten. Hieronder volgt een beschrijving van zo’n scheiding:
– Van brandnetels wordt een extract gemaakt door gedroogde brandnetelbladeren in een mortier fijn te wrijven met aceton (CH3COCH3 ). Na filtreren laat men de aceton verdampen en blijft een groene vaste stof over. De groene vaste stof wordt vermengd met een klein beetje hexaan boven in de kolom gebracht.
– Als kolom wordt een suspensie van cellulose in hexaan gebruikt. Cellulose is een sterk polair adsorptiemiddel.
– De kolom wordt nu doorgespoeld met een mengsel van hexaan en aceton in de verhouding 12:1. Hexaan is apolair. Aceton is polair. Boven in de kolom blijft een groene band achter, een gele band (stof I) verplaatst zich naar beneden.
– Als stof I uit de kolom is gekomen, wordt verder gespoeld met een mengsel van hexaan en aceton in de verhouding 6:1. De groene band splitst zich in drie banden met verschillende loopsnelheid: eerst een gele band (stof II) en vervolgens twee groene banden (stoffen III en IV).
Hieronder is de kolom getekend tijdens het gebruik van de eerste spoelvloeistof en tijdens het gebruik van de tweede spoelvloeistof.
Brandnetels blijken de volgende vier kleurstoffen te bevatten:
– caroteen, een apolaire koolwaterstof met formule C40H56;
– chlorofyl-A en chlorofyl-B, twee sterk polaire stoffen. Het verschil in polariteit tussen chlorofyl-A en chlorofyl-B kun je afleiden met behulp van BINAS tabel 67 I;
– xanthogeen, een zwak polaire stof met formule C40H56O2 .