In dit onderdeel gaan we echt kijken wat een chemische reactie nu eigenlijk is en ook wat het niet is.
Bij het maken van mengsels voeg je stoffen bij elkaar. Hierbij gaan de moleculen door elkaar heen bewegen. In het eerste thema zijn we het begrip mengsel al tegen gekomen. Als je zuivere stoffen bij elkaar gooit, veranderen de moleculen niet. Ze mengen alleen met elkaar. Mengsels hebben als eigenschap dat je ze doormiddel van verschillende scheidingsmethode weer kan scheiden in zuivere stoffen, zoals we dat in thema één gedaan hebben. Bijvoorbeeld filtratie of destillatie.
Bij een chemische reactie voeg je ook stoffen samen, hierbij veranderen alleen de moleculen. Een chemische reactie is een proces waarbij de moleculen (of eigenlijk de verbindingen) omgezet worden in andere moleculen (of andere verbindingen). Je kunt het beste vergelijken met een legoblokjes die op een bepaalde manier aan elkaar vast zitten. Door de energie tijdens een chemische reactie worden de blokjes van elkaar gehaald en op een andere manier weer gebouwd. Voor de reactie heb je dus andere lego-bouwsels dan na de reactie.
In de afbeelding hierboven kun je kijken na een 'Lego-reactie'. Voor de pijl staan 'lego-moleculen', dit zijn de moleculen vóór de reactie. Deze noem je ook wel beginstoffen. De 'lego-moleculen' na de pijl zijn ontstaan door de reactie. Deze noem je reactieproducten.
We kunnen een reactie goed beschrijven door middel van een reactieschema te maken. Je kunt ook een reactie beschrijven door middel van molecuultekeningen of een reactievergelijking. Bij alle notaties van reacties staan de beginproducten voor de pijl hebben staan, en de reactieproducten na de pijl. In dit thema moet je zelf een reactieschema kunnen maken én een molecuultekening kunnen aflezen. Hier zie je een reactie tussen methaan en zuurstof op drie verschillende manieren beschreven.
Het reactieschema tussen methaan en zuurstof is:
Methaan (g) + zuurstof (g) → koolstofdioxide (g) + water (g)
Achter de stof in een relatieschema kun je de fase van de stof vinden. In de bovenstaande reactie zijn alle stoffen in een gasfase, vandaar die (g).
Er zijn vier toestandsaanduidingen: