Het getal zeven

Opdracht met de hele klas

De docent verdeelt de taken:

1 persoon leest in een rustig tempo Genesis 1:1-2:4 hardop voor.

Telkens wanneer er klinkt: “En God zag dat het (zeer) goed was” roept de hele klas
luid “Amen!”.
1 persoon turft op het bord het aantal keren.

Telkens wanneer er vormen van het werkwoord “scheppen” klinken, roept de klas luid “Halleluja!” (dus bijvoorbeeld “schiep”, “geschapen”. Maar niet: “maken”, “gemaakt”).

Hoe vaak klonken beide uitspraken?