Als je wiskunde opdrachten moet uitwerken, dan doe je dat als volgt:
- je schrijft met pen
- bij het nakijken gebruik je een balpen met rode of groene inkt
- je tekent met potlood en kleurpotlood
- rechte lijnen (lijnstukken, halve lijnen) teken je langs een liniaal of geodriehoek
- als het kan teken je lijnen (lijnstukken, halve lijnen) precies op roosterlijnen
- als het kan teken je punten precies op roosterpunten
- als je iets moet berekenen schrijf je eerst de berekening op, daarna pas het antwoord
- bij langere of ingewikkelde berekeningen schrijf je ook de tussenstappen op
- bij het invullen van een tabel hoef je geen berekeningen op te schrijven
- vaak is het handig even een schetsje te maken bij een opdracht. Een schetsje is eigenlijk een
tekening in klad en die mag je uit de losse hand tekenen