Grammar - Asking questions

Vragen- Simple present
In de simple present begint een vraag vaak met do of does*.
Na do of does volgt altijd het hele werkwoord.
Voorbeelden:
- They live in Canada.
Zij wonen in canada
Do they live in Canada?
Wonen zij in Canada?
- A lion eats meat.
Een leeuw eet vlees.
Does a lion eat meat?
Eet een leeuw vlees?
*NB: Bij he/she/it (a lion) gebruik je does; alle ander personen do
Een vraag kan ook beginnen met een vorm van het werkwoord to be.
De vorm van to be komt dan vooraan in de zin.
- She is friendly.
Zij is vriendelijk.
Is she friendly?
Is ze vriendelijk?
- They are on time.
Ze zijn op tijd.
Are they on time?
Zijn ze op tijd?
Een vragende zin kan ook met een van de andere hulpwerkwoorden beginnen.
De vraag begint dan met het hulpwerkwoord.
Voorbeelden
- Have you ever been to Ibiza?
- Ben je ooit op Ibiza geweest?
- Shall I have a look?
Zal ik even kijken?
- Can I stay at your place tonight?
Kan ik bij jou blijven vannacht?
- Mag ik mijn katten meebrengen?
May I bring my cats?
Need extra practise? Do the exercises below.
Questions in Present simple - extra exercise 1
Questions in Present Simple - extra exercise 2