1 Sie oder du

Als je voor het eerst aan een Duitser wordt voorgesteld, moet je op het “siezen” en “duzen” letten. Duitsers zeggen vaak ‘U’ tegen elkaar, zeker op het werk. Dus mocht je in Duitsland stage lopen of zelf gaan werken, denk eraan om altijd u tegen je collega’s te zeggen. De hoogste baas in een bedrijf spreekt het laagste personeelslid altijd met u aan. De Duitse collega geeft wel aan, dat, als hij het goed vindt, jullie elkaar gaan tutoyeren (je en jij zeggen). Jongeren spreken elkaar vaker met je aan.

Soms hoor je ook op kantoor, dat collega’s zich met u aanspreken en met de voornaam.
Bijvoorbeeld:” Peter, kann ich Ihnen einen Kaffee mitbringen?”

Eindopdracht: Film jezelf in de verschillende situaties, waarin je, in het Duits, laat zien, hoe een Duitser anderen aanspreekt.