6 Vervoer en reizen

Het belangrijkste vervoermiddel is natuurlijk de auto. Duitsland is bekend om zijn snelwegen, ‘die Autobahnen’, waar geen maximaal toegestane snelheid bestaat. (Als er tenminste geen snelheidsbeperking is aangegeven.).

Om in Duitsland te mogen rijden moet je aan bepaalde verplichtingen voldoen:


Handige uitdrukkingen:

Kunt u mij de weg zeggen?

Können Sie mir den Weg sagen.

Het station

Der Bahnhof

Het postkantoor

Das Postamt

Ik wil naar het centrum.

Ich möchte zur Stadtmitte, zum Zentrum.

Neem de eerste, tweede, derde straat links.

Nehmen Sie die erste, zweite, dritte Straße links.

Bij het verkeerslicht rechtdoor.

Bei der Ampel geradeaus.

Op de hoek links.

An der Ecke links.

De Rotonde, de kruising, de brug

Der Kreisverkehr, die Kreuzung, die Brücke

 

 

Ik wil een enkele reis naar Berlijn.

Eine einfache Fahrt nach Berlin, bitte.

Wat kost een retourtje?

Was kostet eine Rückfahrkarte?

De trein vertrekt op perron 2.

Der Zug fährt ab von Gleis 2.

U moet 2 keer overstappen.

Sie müssen zweimal umsteigen.

Deze trein heeft vertraging.

Dieser Zug hat Verspätung.

Deze trein is op tijd.

Dieser Zug ist pünktlich.

De Taxi, de bus, de tram,de fiets.

Der Taxi, der Bus, die Straßenbahn, das Fahrrad.