4.2 opdrachten: oefenen met x,t-diagrammen en s,t-diagrammen

LET OP: Maak alle grafieken op hokjespapier.

  1. De hazewindhond, de haas en het jachtluipaard
    1. Neem de onderstaande tabel over en vul deze in met de gegevens uit vraag 8f van paragraaf 4.1.
      tijd (s)

      Afstand (m) van

      hazewindehond

      Afstand (m) van

      haas

      Afstand (m)

      jachtluipaard

      0      
      1      
      2      
      3      
      4      
      5      
      6      

       

    2. Maak een x,t-diagram van de beweging van de hazewindehond, de haas en het jachtluipaard.
    3. Maak ook een s,t-diagram van de beweging.
       
  2. Bij de Olympische finale 200 m wisselslag wint Micheal Phelps zijn 22 gouden olympische medaille.            link naar youtube
    1. Bekijk de bovenstaande video van Michael Phelps en denk na over de plaats en de afgelegde weg die hij heeft gezwommen. In de video wordt ook de tijd weergegeven. Maak een tabel van de tijden van Phelps. Rechts onderin staat de snelste tijd, links bovenin staan de tijden die de zwemmers hebben gezwommen boven op de snelste tijd.
    2. Maak een x,t-diagram van de race tussen Lochte en Phelps
    3. Maak een s,t-diagram van de race tussen Lochte en Phelps
    4. Bereken de snelheid van Phelps per 50 meter.
       
  3. Bekijk onderstaande plaatsgrafiek (afbeelding 1) en gebruik die bij het beantwoorden van de onderstaande vragen
    1. Zet deze x,t-diagram om in een s,t diagram.
    2. Laat door middel van een berekening zien wat de gemiddelde snelheid is op de eerste 15 seconde
    3. Laat door middel van een berekening zien wat de gemiddelde snelheid is tussen de 15 en 25 seconde.
    4. Laat door middel van een berekening zien wat de gemiddelde snelheid is tussen de 25 en 30 seconde.
       

afbeelding 1

  1. Maak bij het beantwoorden van vraag 4 gebruik van afbeelding 2.
    1. Leg uit waarom dit een x,t-diagram moet zijn en niet een s,t-diagram
    2. Laat door middel van een berekening zien wat de gemiddelde snelheid is op de eerste 20 seconde
    3. Laat door middel van een berekening zien wat de gemiddelde snelheid is tussen de 20 en 60 seconde
    4. Laat door middel van een berekening zien wat de gemiddelde snelheid is tussen de 60 en 120 seconde.

afbeelding 2

  1. Maartje fietst naar school. Ze fietst de eerste 5 min met een snelheid van 17 km/h. Ze staat vervolgens 45 seconde stil voor een stoplicht. Daarna fietst ze 3 minuten met een snelheid van 14 km/h. vervolgens staat ze 2 minuten stil voor het spoor. Om niet te laat te komen fietst ze het laatste stuk met 21 km/h. Ze is exact 12 minuten onderweg.
    1. Bereken hoeveel meter Maartje heeft afgelegd in de eerst 5 min.
    2. Bereken hoeveel km Maartje van school woont.
    3. Bereken de gemiddelde snelheid van Maartje over de gehele route naar school. Geef je antwoord in zowel m/s als km/h.
    4. Maak een s,t-diagram van Maartje's route naar school. Zet horizontaal de tijd in minuten en verticaal de afstand in km.