Bij de celdeling moeten alle onderdelen van de cel (dus ook het DNA) verdubbeld worden. Tijdens de DNA verdubbeling zijn de 46 chromosomen goed zichtbaar met een lichtmicroscoop. Elke chromosoom bestaat na het verdubbelen uit twee dezelfde chromatinedraden en heeft dus dezelfde DNA.
Bij de verdubbeling van DNA gaat er soms iets fout. Hierdoor ontstaan verschillen tussen de bij elkaar horende chromatinedraden. Een fout bij de verdubbeling heet een mutatie.
Oorzaken van mutaties noem je mutageen.
Chemische stof: Stoffen zoals benzeen en asbest zijn mutageen.
Straling: Röntgenstraling en radioactieve straling zijn mutaties.
Virus: Sommige virussen kunnen DNA beschadigen.
Gevaarlijke stoffen binnen de cel: Deze kunnen per ongeluk ontstaan.
Genfouten: Deze kunnen van ouders op kinderen worden overgedragen en op een bepaalde leeftijd voor problemen zorgen.
Reparatie: Veel fouten worden door de cel zelf gerepareerd.
Celdood: Veel cellen waarin mutatie plaatsvindt, gaan vanzelf dood of stoppen met de celcyclus.
Mutatie: De nakomelingen van de stamcel bevatten een beschadiging in hun DNA: een mutatie.