In 1202 vroeg de Leonardo van Pisa (ook wel Fibonacci genoemd) zich af hoe snel konijnen zich in ideale omstandigheden voortplanten. Hij stelde zichzelf de vraag: hoeveel konijnenparen zullen er na een jaar zijn, wanneer er een pasgeboren stel konijnen, een mannetje en een vrouwtje, wordt losgelaten op een terrein. Daarbij ging hij uit van de volgende voorwaarden:
Uitgesplitst naar babyparen en volwassen paren:
Maand: | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
Aantal babyparen: | 1 | 0 | 1 | 1 | 2 |
Aantal volwassenparen: | 0 | 1 | 1 | 2 | 3 |
In de eerste maand is er één baby-konijnenpaar, de tweede maand is dat paar volwassen geworden en de derde maand komt er een baby-konijnenpaartje bij etc.
Maand: | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
Aantal babyparen: | 1 | 0 | 1 | 1 | 2 | 3 | |||
Aantal volwassenparen: | 0 | 1 | 1 | 2 | 3 | 5 | |||
Totaal aantal paren: | 1 | 1 | 2 | 3 | 5 |