In deze module heb je al eerder kennis gemaakt met het gebruik van variabelen in een Java-programma. Je kunt een variabele voorstellen als een doos met aan de buitenkant een sticker waar de naam op staat. In de doos zit een waarde (bijvoorbeeld een getal). De waarde kan door het programma gewijzigd worden, maar de naam niet. Een variabele heeft een type. Het type bepaalt welke waarden de variabele kan aannemen en welke operaties er op kunnen worden uitgevoerd. Het type is a.h.w. de vorm van de doos.
Java kent twee soorten variabelen:
In dit onderdeel wordt een aantal primitieve typen behandeld. In het volgend onderdeel wordt de klasse String als voorbeeld van een referentietype bekeken.