Voor het beschrijven van algoritmen wordt gebruik gemaakt van basisstructuren. Drie belangrijke basisstructuren zijn:
De opeenvolging (sequentie).
De keuze.
De herhaling.
Bij de opeenvolging is er sprake van een reeks opdrachten die na elkaar worden uitgevoerd.
Bij een keuze wordt eerst bekeken of aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan voordat een opdracht wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld cijfer >= 6. Als het cijfer 6 of hoger is klopt deze vergelijking: true, anders klopt deze vergelijking niet: false. Zo’n voorwaarde wordt een logische expressie genoemd.
Bij een herhaling wordt een reeks opdrachten uitgevoerd zolang of totdat er aan een bepaalde voorwaarde wordt voldaan, bijvoorbeeld teller <= 10.