IDE

Voor het programmeren van een computerprogramma kun je volstaan met een eenvoudige editor zoals Notepad++. Om het programma uit te voeren heb je dan nog wel een compiler of interpreter nodig. Het verschil tussen een compiler en een interpreter is dat een interpreter de broncode regel voor regel omzet in machinecode. De broncode wordt gelijk uitgevoerd. Een compiler zet eerst alle broncode om naar machinecode waarna de code door de computer uitgevoerd kan worden.

Moderne programmeeromgevingen hebben een uitgebreide user interface met menu's, knoppen, invulvelden en animaties. Voor het schrijven van een simpele user interface moet er al veel programmacode worden ingetypt: veel en niet zo interessant werk. Daarom zijn er zogenaamde geïntegreerde ontwikkelomgevingen (IDE: Integrated Development Environment) op de markt gebracht. Deze IDE’s verlichten het werk van de programmeur. Zo kan er in Java gebruik gemaakt worden van de bestaande klassenbibliotheek waar al eerder over gesproken is. De programmacode voor het schrijven van de user interface wordt door de IDE voor de programmeur aangeleverd en hoeft niet telkens zelf te worden geschreven.

Er zijn verschillende IDE's op de markt waarvan wij er een gebruiken: JavaEditor. Het gaat te ver om JavaEditor in al zijn details te behandelen. In dit onderdeel laten we je zien hoe je een programma met een eenvoudige interface kunt maken. Een programma kan in Java worden uitgewerkt als een applet of een applicatie. In deze module werken we met applets. In een van de bijlagen bij deze module bespreken we het verschil tussen een applet en een applicatie.