Om een getal naar een string te converteren, kent de klasse String de methode valueOf(). Deze methode kan als argument een variabele van het type int hebben, maar ook van het type double. Het resultaat is van het type String:
int getal = 1234;
double resultaat = 12.34;
String tekstGetal = String.valueOf(getal);
String tekstResultaat = String.valueOf(resultaat);
uitvoerVeld.setText(tekstGetal+ “ “ + tekstResultaat);
Omgekeerd moet het ook mogelijk zijn om van een string een getal te maken. Als eerste bekijken we de conversie van String naar int. De klasse Integer bevat een methode parseInt() die als argument een variabele van het type String heeft. Het resultaat is van het type int:
int getal = Integer.parseInt(“5“);
Voor de conversie naar double kent Java de methode parsedouble() uit de klasse Double. Deze methode heeft als argument een variabele van het type String. Het resultaat is van het type double:
double resultaat = Double.parseDouble(“12.34“);
Alleen strings die een int-waarde voorstellen kunnen worden geconverteerd: “5” Wanneer een string niet de juiste vorm heeft en je in bovenstaand voorbeeld in plaats van 5 “ENIGMA” invult, levert dit een foutmelding (Exception) tijdens de verwerking van het programma op.
In de klasse String zit een groot aantal methoden, waar elke instantie van de klasse String gebruik kan maken. Een aantal methoden hebben we de revue laten passeren, zoals length(), substring(), equals() en valueOf(). In de bijlage bij deze module vind je een overzicht van een aantal veelgebruikte methoden uit de klasse String.