Nederlands-Indië is in 1949 onafhankelijk geworden onder de naam Indonesië. Suriname werd zelfstandig in 1975. De inwoners van beide voormalige koloniën werden voor de keus gesteld: blijven of verhuizen naar Nederland. De meesten bleven, maar duizenden Molukkers en Surinamers kozen voor Nederland. Zo werd Nederland na 1949 en opnieuw in 1975 een stuk gekleurder.
Na de oorlog ging de wederopbouw sneller dan gedacht. De werkgelegenheid groeide snel en er was veel vuil en zwaar werk in fabrieken. Arbeid waarvoor geen of niet veel scholing nodig was. Om het tekort aan arbeiders op te vangen nodigden bedrijven arbeiders uit Spanje, Marokko en Turkije uit om in Nederland te komen werken.
Het beeld over deze gastarbeiders is aanvankelijk zeer positief. Ze vulden immers een groot tekort aan arbeidskrachten aan en maakten economische groei mogelijk. Toen het slechter ging met de Nederlandse economie veranderde de kijk op gastarbeiders.
Nederland werd in de jaren 70 en 80 geconfronteerd met een grote (olie)crisis en de werkloosheid liep op. Nieuwe gastarbeiders waren niet meer welkom. Veel landgenoten zagen de gastarbeiders die hier soms al jaren woonden, liever teruggaan.