Mondige burgers namen niet meer klakkeloos aan wat de overheid hen voorspiegelde. Dat was bijvoorbeeld het geval met kernenergie. Omdat de daaraan verbonden gevaren volgens velen onaanvaardbaar groot waren, werd er veel tegen geprotesteerd.
De keerzijde van de consumptiemaatschappij: de onuitputtelijke behoefte aan meer energie en grondstoffen, de vernietiging van landschap en milieuvervuiling kwam in de jaren zeventig steeds meer in de belangstelling te staan.
Dit leidde tot een groeiend besef dat een zorgvuldige omgang met natuur en milieu noodzakelijk is voor ons welzijn. Tussen 1970 en 2000 zijn daarom een groot aantal milieuwetten aangenomen, bijvoorbeeld een wet inzake luchtverontreiniging, een wet geluidhinder, een wet bodembescherming en een wet natuurbescherming.