In de jaren twintig was er onvrede over de afloop van de Eerste Wereldoorlog en de economische crisis. Er waren diverse rechts-extremistische partijtjes die de democratie de schuld gaven. De democratie was in hun ogen opgelegd door de overwinnaars van de oorlog. Door de democratie, zo verkondigden de rechts-extremisten, kwamen de mensen aan de macht die Duitsland hadden verraden.
De afwijzing van democratie was deels dus een reactie op het verlies van de Eerste Wereldoorlog. Niet alleen de democratie kon rekenen op afkeer van de rechts-extremisten. Ook het communisme werd verafschuwd.
De partij van Adolf Hitler, de NSDAP, kreeg behoorlijk wat aanhang van arbeiders en teleurgestelde ex-soldaten. In 1923 werd zelfs geprobeerd om de macht te grijpen door een staatsgreep. Deze 'Putsch' mislukte en Hitler verdween voor een jaar in de gevangenis. Het gevaar leek afgewend.