Anne Frank (1929-1945)
Anne Frank was de dochter van een Duits-Joodse familie die in 1933 voor de nazi's naar Amsterdam vluchtte. Tijdens de Duitse bezetting dook de familie Frank onder in het Achterhuis, een verborgen deel van een pand aan de Prinsengracht. Vanaf juli 1942 leefde het gezin Frank met nog een ander gezin een verborgen bestaan.
Anne Frank hield in die jaren een gedetailleerd dagboek bij. Haar dagboek noemde ze Kitty. Aan Kitty schreef Anne over het leven als onderduiker, haar ideeën over de oorlog, haar angsten, haar gevoelens voor haar ouders en voor Peter, een jonge Joodse mede-onderduiker. Maar ook dat ze een beroemd schrijver wilde worden.
Het gezin Frank werd verraden en getransporteerd naar een concentratiekamp. Anne overleed in maart 1945 op vijftienjarige leeftijd aan de doorstane ellende, ondervoeding en ziekte. Haar dagboek, dat in Amsterdam was achtergebleven, werd gevonden. Het werd uitgegeven onder de titel 'Het Achterhuis' en werd een van de beroemdste boeken ter wereld. Het Achterhuis zelf werd verbouwd tot een museum en trekt tot op de dag van vandaag miljoenen bezoekers uit de hele wereld.
Op de website van de Anne Frank-stichting vind je meer informatie.
Collaboratie
NSB
De in 1931 opgerichte NSB (Nationaal Socialistische Beweging) was extreem rechts en streefde naar een autoritaire staat. Tijdens de oorlog was de NSB de enige toegestane partij. De leider, Anton Mussert, had een diepe afkeer van de wijze waarop de parlementaire democratie volgens hem het landsbelang verkwanselde. De aanhang bestond vooral uit mensen uit de middenklasse zoals middenstanders, ambtenaren en kleine boeren.
Nederlandse SS
Ongeveer 25.000 Nederlanders meldden zich bij de SS en vochten mee aan de zijde van de Duitsers.
Lokaal bestuur, onderwijs en ambtenarij
Veel hoge ambtenaren, burgemeesters en mensen in het onderwijs werden tijdens de oorlog vervangen door NSB'ers. Een aantal handelde uit volle overtuiging, of omdat het moeilijk was om de kans op een mooi baantje te laten schieten. Er waren ook burgemeesters en hoge ambtenaren die bewust kozen voor samenwerking met de Duitsers om zo controle te houden op de situatie.
Jodenvervolging
Het persoonsbewijs was een identiteitskaart die alle Nederlanders verplicht bij zich moesten hebben. Deze kaart bleek van belangrijke betekenis bij de jodenvervolging.
Vanaf het begin van de bezetting hadden joden het zwaar te verduren. Ze werden ontslagen uit beroepen in de ambtenarij, onderwijs en overheid, mochten niet reizen, geen openbare plaatsen zoals bioscopen en parken bezoeken en werden gedwongen geïsoleerd in getto's te leven. In mei 1942 werd de Jodenster ingevoerd, die door joden verplicht op de kleding moest worden gedragen.
In de zomer van 1942 werden de eerste Joden naar doorvoerkamp Westerbork gebracht, voorportaal van de inmiddels rap gebouwde vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Het merendeel van de Nederlandse joden, ruim honderdduizend, werd op die manier vermoord.