De loopgravenoorlog

De moord op Franz Ferdinand
In juni 1914 werd de Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand door een Servische jongeman doodgeschoten. De moordaanslag was de aanleiding voor het uitbreken van oorlog tussen Oostenrijk-Hongarije en Servië.
Door het ingewikkelde stelsel van bondgenootschappen escaleerde het conflict al snel tot een wereldoorlog. De geallieerden (Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland, e.a.) vochten tegen de Centralen (Duitsland, Italië, Turkije, Japan, e.a.). Later raakten nog meer landen bij de oorlog betrokken, waaronder de Verenigde Staten in 1917.
De Eerste Wereldoorlog is een oorlog waarin niet uitsluitend legers met elkaar vochten; de gehele maatschappij was betrokken bij de oorlog. De oorlog wordt daarom wel een totale oorlog genoemd.

In 1914 waren er twee militaire allianties: de Entente en de Centralen. Toen de oorlog uitbrak, werden de Entente en andere landen die tegen de Centralen vochten, samen de Geallieerden genoemd.

Om een gelijktijdige tweefrontenoorlog te voorkomen, waarbij Duitsland tegelijkertijd tegen Rusland en Frankrijk zou moeten vechten, bedachten de Duitsers het Von Schlieffenplan. Ze wilden via het neutrale België doorstormen naar Frankrijk en vervolgens Parijs omsingelen. Zodra Frankrijk was verslagen kon Duitsland zich richten op een eventuele oorlog met Rusland.

​​

Doordat de Russen veel sneller optrokken dan voorzien, konden de Duitsers minder legers inzetten in het westen. Het plan voor een snelle omsingeling van Parijs mislukte. Uiteindelijk werd de Duitse opmars door het Franse en Engelse leger tot staan gebracht aan de rivier de Marne.

Uiteindelijk werden de Duitsers teruggedrongen tot over de Marne. Beide legers groeven zich in waarna een loopgravenoorlog volgde.

De westelijke frontlinie breidde zich uit naar het noordwesten tot aan de Noordzee. Rondom de lijn die liep van de Noordzee tot aan de Zwitserse grens werd vier jaar lang een verbeten oorlog uitgevochten.