Door onderlinge tegenstellingen binnen de derde stand radicaliseerde de revolutie.
Aan de ene kant stonden de Girondijnen, aan de andere kant stonden de Jacobijnen.
Girondijnen kwamen vooral voort uit de gegoede burgerij. De belangen van de middenklasse en een rationele wetgeving stonden bij de Girondijnen voorop. Zij waren tevreden met een in macht beperkte koning, kiesrecht en afschaffing van de standenmaatschappij.
De Jacobijnen vormden een radicalere groep en wilden vooral de belangen van het gewone volk behartigen. Zij waren voor verdeling van bezit en macht en wilden een verbod op het christendom.