In de 18e eeuw was de Grondwet nog een onbekend fenomeen. De vorst had immers alle macht en bepaalde hoe het land werd bestuurd. Bovendien leek de indeling van de maatschappij in de drie standen en de daarbij horende rechten onveranderlijk.
Dat alles veranderde met de democratische revoluties. Na het omverwerpen van de bestaande macht was het nodig om te bedenken hoe het verder moest. Daarom werd het belangrijk om de politieke machtsverdeling en de rechten van iedere burger vast te leggen.
Juist een democratie, gebaseerd op vrijheid en gelijkheid, was gebaat bij het vastleggen van regels en afspraken. Rechten en plichten van elk individu en de manier waarop een land werd bestuurd, werd vastgelegd in een Grondwet.