In 1566 was er veel armoede. De onrust die daaruit voortvloeide werd verergerd door woede over de harde kettervervolging van protestanten. De landvoogdes beloofde op verzoek van de adel om de vervolgingen te verzachten. Veel gevluchte protestanten keerden terug.
Er werden protestantse kerkdiensten gehouden. De bevolking werd er opgezweept door de hagenpreken. In 1566 werden heiligenbeelden en kerkinterieurs door woedende menigten verwoest.
Filips II stuurde naar aanleiding van de Beeldenstorm zijn meest gevreesde legeraanvoerder, de hertog van Alva, met een groot leger naar de opstandelingen in de Nederlanden. De Opstand was begonnen.