Spanjaarden die in Midden- en Zuid-Amerika de voet aan land zetten waren bezeten van de verhalen over enorme goudvoorraden in het rijk van de Azteken. In Tenochtitlan vonden de Spanjaarden enorme goudschatten. De stad werd door het Spaanse leger met de grond gelijkgemaakt. Op de puinhopen werd een nieuwe stad gebouwd: Mexico-stad. Spaanse kolonisten vestigden zich in Zuid-Amerika. Zij gingen de gebieden besturen. Ook brachten ze de christelijke godsdienst en de Spaanse taal en cultuur naar Zuid-Amerika.
Plantages
Het klimaat in Midden- en Zuid-Amerika was erg gunstig voor landbouw.
Er werden grote plantages aangelegd met producten die goed te verhandelen waren zoals tabak, cacao, suikerriet, katoen en koffie.
De indianen ondervonden de gevolgen van de ontdekkingsreizen persoonlijk. Grote en machtige indianenrijken zoals die van de Azteken, de Inca's en de Maya's werden door de Spanjaarden weggevaagd.
Met een klein legertje konden de Spaanse veroveraars de indianen redelijk gemakkelijk de baas. De indianen waren onder de indruk van het uiterlijk en de vuurwapens van de blanken. Ook de paarden die ze meebrachten, maakten grote indruk.
Ze onderwierpen zich vaak spontaan aan de in hun ogen teruggekeerde goden. De Spanjaarden waren meedogenloos en vermoordden veel indianen. Maar de meeste doden vielen door Europese ziekten die de Spaanse invallers meebrachten. Dat de indianen geen christenen waren, maakte de zaak nog eenvoudiger.
Afbeelding links: de overblijfselen van Machu Picchu, een van de weinige Incasteden die niet door de Spanjaarden is verwoest.