Karel de Grote vond het belangrijk dat in alle kloosters en abdijen de regel van Benedictus werd nageleefd. Dat was een strenge leefregel, opgeschreven door de Italiaanse kluizenaar Benedictus van Nursia. De heilige Benedictus (480-547) wordt beschouwd als de vader van het kloosterleven in de Rooms-Katholieke Kerk.
Naar de overtuiging van Benedictus moesten monniken drie geloften afleggen: 1. armoede, 2. kuisheid en 3. gehoorzaamheid aan de abt. Het dagelijks leven van kloosterlingen zou overeen moeten komen met de spreuk `ora et labora', ofwel bidden en werken.
De regel van Benedictus is een afgewogen ritme van acht uur bidden, acht uur werken en acht uur rust. De orde der Benedictijnen verspreidde zich in snel tempo over heel Europa. In zowel reeds bestaande als nieuwe kloosters werd de regel ingevoerd.