Christendom onder de Romeinen

    Keizer Constatijn

De Romeinse keizer Constantijn maakte in 313 een einde aan de christenvervolgingen en steunde de oprichting van kerken. Constantijn had in diverse oorlogen belangrijke overwinningen geboekt. Dat kwam door de steun van de god van de christenen, was zijn overtuiging.

Toen hij het Romeinse Rijk ging besturen vanuit Byzantium, later omgedoopt tot Constantinopel, liet hij in deze stad vele christelijke kerken bouwen. Constantinopel werd een van de grootste en architecturaal een van de mooiste steden van de wereld.

In het jaar 394 riep de Romeinse keizer Theodosius het christendom uit tot officiële staatsgodsdienst. Het christendom verspreidde zich in die jaren snel over Oost- Europa. Keizer Theodosius onderdrukte christelijke ketterij en bestreed het heidendom.

Vanaf 392 mochten aanhangers van andere godsdiensten hun erediensten en rituelen niet meer uitvoeren. Heidenen mochten geen officiële ambten meer bekleden. Voor Theodosius was het christendom een belangrijk middel om eenheid te smeden in het Romeinse Rijk. Als iedereen in één god geloofde, was het makkelijker om één volk te zijn. Heidense tempels werden vernietigd of geschikt gemaakt voor de christelijke eredienst zoals ook het Pantheon in Rome.