Van een kleine nederzetting groeide Rome uit tot een machtig rijk. In de eerste periode breidde het grondgebied van Rome zich uit over Italiƫ en de rest van Zuid-Europa.
Onder Julius Caesar groeide het Romeinse Rijk uit tot een wereldrijk. Grote delen van Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika kwamen onder Romeins bestuur. De Romeinen zorgden voor een goed wegennet. Langs de routes door het Romeinse Rijk stonden grenspalen. Belangrijk voor het rijk, want zo waren ook de meest afgelegen delen goed bereikbaar en gemakkelijker te besturen.
Toen de Romeinen West-Europa veroverden hebben ze een stedelijke cultuur met zich meegenomen. Rome was, met waarschijnlijk wel 1 miljoen inwoners, de grootste stad, maar ook in andere delen van het Romeinse Rijk vormden steden en dorpen de bouwstenen van het Romeinse Rijk. Nog steeds was het grootste deel van de bevolking boer en woonde op het platteland, maar ambacht en handel waren belangrijke bestaansmiddelen. Er was sprake van een agrarisch-stedelijke samenleving.