Tegenstelling plebejers en patriciërs

Het Colosseum

Een tijdbom onder de Romeinse politiek was de tegenstelling tussen de rijke patriciërs en de armere bevolkingsgroep, de plebejers. De rijke patriciërs in de Romeinse Senaat hadden de meeste macht. Het gewone volk, de plebejers, koos de rijkste plebejers als spreekvoerders van de plebejers in de volkstribunen. De rijke plebejers wilden evenveel politieke macht als de patriciërs. Uiteindelijk leidde de klassenstrijd tussen plebejers en patriciërs tot bloedige burgeroorlogen.

De kloof tussen beide groepen ontstond als gevolg van de vele veroveringsoorlogen. De patriciërs wisten zich te verrijken met nieuw veroverd land. De meeste arme plebejers moesten ver van huis als soldaat vechten.

De veroveringen leidden tot een toevloed van slaven en een toename van de politieke machtsstrijd in Rome. Rome verviel in 130 v.Chr. tot burgeroorlogen, politieke chaos en geweld. Door de alleenheerschappij van keizer Augustus kwam er tijdelijk een einde aan de machtsstrijd en werden de grenzen versterkt. Rond 400 konden de keizers de immigratie van vele nieuwe volken niet meer tegenhouden. Deze volksverhuizingen en het economische verval maakten rond 500 een einde aan het Romeinse bestuur.