Als het schip achteruit slaat stroomt er geen of niet genoeg water meer langs het roer om die zijn werk te laten doen.
Maar we krijgen nu te maken met het wieleffect bij achteruitslaan.
Bij achteruitslaan draait de schroef nu linksom.
Het water wordt dus onder het schip gestuwd.
Aan SB meer dan aan BB waardoor het eerder genoemde verschil in drijfvermogen nóg sterker wordt.
De kont wordt nu naar links getrokken.
Een effect waar we bij manoeuvreren zeer goed gebruik van kunnen maken.
Ezelsbruggetje: RECHTSe schroef: kont gaat naar LINKS (bij achteruit varen)
En andersom, uiteraard.
Met een klap achteruit trekt de kont richting de kade, waarna je met de boegschroef een klap richting de kade geeft.
Eventueel nog een toerenstoot vooruit van de kade af die je opvangt met de boegschroef.
Mocht je daardoor te ver vooruit gaan dan vang je dát weer op met een toerenstoot achteruit.
Of  je kunt er gewoon niks van.
YouTube: zo leg je dus niet aan.Bowiebaas,
Let op:
- Bij schepen met een Kort-nozzle treedt dit effect nauwelijks meer op.
- Schepen met een verstelbare schroef hebben dit effect in dezelfde richting als de draairichting van de schroef, immers:  de draairichting van de schroef verandert niet maar de stand van de bladen.
- Dubbelschroevers hebben geen wieleffect. Niet bij rechtuit varen en niet tijdens manoeuvreren.
Je zult dus met een schip die een rechtsdraaiende schroef heeft het liefst BB rond gaan.
Het schroefeffect wil zowel bij vooruit varen als achteruit varen de kont naar SB trekken.
Zéker tijdens toerenstoten.
Dit noemt men: rondgaan op kort bestek.
Zonder wind en stroming heb je op deze manier niet eens een boegschroef nodig om rond te gaan.
Zou je SB rond willen, dan lukt het nog wel de boeg naar SB te krijgen met een toerenstoot.
Maar geef je dan een toerenstoot achteruit, dan trekt de kont weer eronder en lig je weer recht.
Zoals je begon aan de manoeuvre.