Tweezaadlobbige planten

Bij tweezaadlobbige planten is de vrucht meestal duidelijk te zien. Een voorbeeld hiervan zie je bij bonen zoals bruine bonen en tuinbonen. De zaden (bonen) zitten in een vrucht, de peul.


Als een bruine boon kiemt, zie je dat hij uit twee helften bestaat, de zaadlobben
De kiem groeit door energie uit deze zaadlobben te halen totdat hij groen is.

Onder de zaadhuid bevinden zich de zaadlobben met voedsel voor de kiem.
Door het poortje kan de boon water opnemen om te kiemen. Met de navel heeft de boon vast gezeten in de peul. Er is ook een tweelingbultje of hartje te zien op de boon.


Als één zaadlob is verwijderd, kun je het kiemplantje goed zien.


1 Een bruine boon is een zaad.
2 De bruine boon neemt door het poortje water op. De bruine boon zwelt op en breekt open.
3 Het worteltje komt naar buiten.
4 Het worteltje groeit en vormt zijwortels. Het stengeltje komt naar buiten. De kiem is een kiemplant geworden.
5 De kiemplant groeit. Hierbij wordt het reservevoedsel uit de zaadlobben verbruikt.
6 De kiemplant krijgt meer bladeren. Het reservevoedsel raakt op. De zaadlobben verschrompelen en zullen even later afvallen.
7 De kiemplant is een volwassen boonplant geworden.
8 Aan de boonplant komen bloemen. In de bloemen ontwikkelen zich zaden.
9 Hier ontstaan de zaden.