Opperhuid

De buitenkant van een plant is vaak bedekt met een laagje was. Daaronder ligt de opperhuid. De opperhuid bestaat uit doorzichtige cellen. In de opperhuid liggen huidmondjes. Door de huidmondjes kan koolstofdioxide de plant in gaan. De koolstofdioxide is nodig voor de fotosynthese. Zuurstof, ontstaan bij de fotosynthese, kan via de huidmondjes de plant verlaten. Ook water verlaat (verdampt) de plant via de huidmondjes. 
Het open- en dichtgaan van de huidmondjes wordt geregeld door twee sluitcellen. De sluitcellen kunnen van vorm veranderen. Ze bevatten bladgroenkorrels.



Huidmondjes: hierdoor kunnen gassen zoals zuurstof en koolstofdioxide het blad in- en uitgaan.

Sluitcellen: regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.