Plantenetende vogels hebben een stevige snavel.
Daarmee kunnen ze harde zaden kraken.
Een voorbeeld van een plantenetende vogel is een papegaai.
Een papegaai is zo sterk, dat hij/zij geen moeite heeft met harde noten.
Een waterslak eet ook planten.
Met zijn rasptong eet de waterslak de algen
van een aquariumruit af.