Deze paragraaf gaat over het verloop van de Tweede Wereldoorlog. Aanvankelijk boekte Hitler met zijn leger grote succesen. Hij veroverde grote delen van Europa en bracht het veroverde gebied onder nationaal-socialistische controle (bijv. in Nederland werd Seyss Inquart de baas, hij was een Oostenrijkse nazi).
Deze paragraaf gaat vooral in op de ommekeer in de oorlog: dat was namelijk de slag bij Stalingrad: in de winter van 1942/1943 wonnen de Duitsers niet meer, maar begonnen ze te verliezen van het Rode leger van Stalin. Dit verlies was zo groot dat je het kunt zien als een 'ommekeer' in de oorlog.
Een ander belangrijk moment waarbij de Duitsers werden teruggedrongen was D-Day: 6 juni 1944. Op dat moment mengden o.a. de Verenigde Staten zich in het conflict in Europa (p.s. de V.S. vochten al tegen Japen). Door de inmenging van de geallieerden (de VS, GB en wat andere landen) werden de Duitsers ook in het westen verslagen.
In mei 1945 was het definitief afgelopen met de Tweede Wereloorlog in Europa. De nazi's waren verslagen. Maar, waar kwam men nu achter, na deze oorlog? Dat de nazi's een verschrikkelijke genocide (volkerenmoord) hadden gepleegd op vooral de joden in Europa. De Joden waren op grote schaal vervolgd en vermoord in speciaal ingerichte vernietigingskampen. Deze verschrikkingen kwamen vooral toen aan het licht. De moord op de joden in de Tweede Wereldoorlog is de allergrootste volkerenmoord ooit in de geschiedenis.
In deze paragraaf en in de les leer je er meer over.