Opdracht 3

Stelling en argumenten
Bekijk het volgende filmpje:
- Met welke stelling begint het filmpje?
- Over welke twee problemen met de Nederlandse taal gaan zijn voorbeelden?
- Hoe relativeert hij aan het eind van het filmpje zijn stelling?
- Wat vind jij van zijn stelling?
Geef (een)argument(en) voor of tegen (weerleg zijn argument).