Interbellum (1918-1939)

Paragraaf 1:

Begrippen:

a. Vredesverdrag
b. Demilitarisatie
c. Herstelbetaling
d. Volkenbond
e. Collectivisatie
f. Planeconomie
g. Vijfjarenplan
i. Showproces
j. Terreur
k. Totalitaire samenleving
l. Indoctrinatie
m. Persoonsverheerlijking
n. Censuur
o. Propaganda
 

Leerdoelen:

1. Ik kan vier bepalingen van de Vrede van Versailles herkennen en opnoemen.
2. Ik kan het doel van de Volkenbond beschrijven.
3. Ik kan vijf kenmerken in de Sovjet-Unie als voorbeeld van een extreem linkse totalitaire staat herkennen en beschrijven.
4. Ik kan elf kenmerken van het Stalinisme herkennen en beschrijven.

 

Paragraaf 2:

Begrippen:

p. parlementaire democratie
q. Dolkstootlegende
r. Dawesplan
s. Beurskrach
t. Fascisme

 

Leerdoelen:

5. Ik kan de naam van Duitsland tijdens het Interbellum herkennen en beschrijven.
6. Ik kan uitleggen wat de Dolkstootlegende is en wie de Duitsers hier de schuld van gaven.
7. Ik kan een oorzaak en twee gevolgen van de economische crisis rond 1923 voor Duitsland herkennen en beschrijven.
8. Ik kan twee gevolgen van het Dawesplan voor Duitsland herkennen en beschrijven.
9. Ik kan twee gevolgen van de economische crisis rond 1929 voor Duitsland herkennen en beschrijven.
10. Ik kan de gevolgen van de economische crisis voor het vertrouwen in de democratie in Europa en in het bijzonder voor Duitsland herkennen en beschrijven.
11. Ik kan drie kenmerken van het fascisme herkennen en beschrijven.

 

Paragraaf 3:

Begrippen:

u. Nationaal-socialisme
v. Antisemitisme
w. Fuhrer
x. Gelijkschakeling
y. Rassenleer
z. Rassenwetten
aa. Kristalnacht
bb. concentratiekampen
cc. niet-arisch / arisch
dd. Lebensraum
ee. Appeasementpolitiek
ff. Anschluss
gg. Niet-aanvalsverdrag
 
Leerdoelen:
12. Ik kan drie overeenkomsten tussen het nationaal-socialisme in Duitsland en Fascisme in Italiƫ herkennen en beschrijven.
13. Ik kan twee verschillen tussen nationaal-socialisme in Duitsland en Fascisme in Italiƫ herkennen en beschrijven.
14. Ik kan drie voorbeelden beschrijven wat Hitler deed toen hij aan de macht kwam in 1933.
15. Ik kan elf ontwikkelingen in nazi-Duitsland als voorbeeld van een extreem rechtse totalitaire staat herkennen en beschrijven.
16. Ik kan vijf voorbeelden omschrijven wat het met de Joodse bevolking gebeurde toen Hitler aan de macht kwam.
17. Ik kan zes Naziorganisaties herkennen en beschrijven.
18. Ik kan zes voorbeeld van de buitenlandse politiek van Hitler herkennen en beschrijven.

 

Paragraaf 4:

Begrippen:

ii. Crisis
jj. stempelen
kk. werkverschaffingsprojecten
ll. aanpassingspolitiek
mm. NSB
nn. Actief kiesrecht
oo. Aanpassingspolitiek
 

Leerdoelen:

19. Ik kan uitleggen hoe Nederland met de crisistijd op ging aan de hand van werkloosheid, stempelen, werkverschaffingsprojecten en aanpassingspolitiek
20. Ik kan een gevolg van de economische crisis voor de democratie in Nederland herkennen en beschrijven.
21. Ik kan de houding van Nederland ten opzichte van de onrust in Europa omschrijven.
22. Ik kan een ontwikkeling in de Nederlandse staatsinrichting herkennen en beschrijven tijdens het Interbellum.

 

Overall:

23. Ik kan staatkundige kaarten van Europa aan de bijbehorende periode herkennen.

Personen:

I. Lenin
II. Stalin
III. Mussolini
IV. Hitler
V. Hendrik Colijn
VI. Anton Mussert

 

Jaartallen: