Smalle doelen:
Kerndoel 40: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende
planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
Omdat alle leerlingen met verschillende soorten groenten bezig zijn leren ze verschillende soorten groenten te benoemen. Daarnaast maken zealle fasen door en weten wat je met het uiteindelijke product kunt doen (functioneren in de leefomgeving).
Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.
In dit geval gericht op planten.
Kerndoel 44: De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving
relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.
Ze leren hoe de groei van planten (producten) werkt en welk materiaal ze moeten gebruiken om dit tot stand te laten komen.
Vakoverstijgende doelen
Nederlands
Volgens Keulen (2012) worden in onze maatschapij veel woorden en begrippen gebruikt in de wereld van de natuur en techniek. Er zijn daarom veel mogelijkheden om taalonderwijs te combineren met natuur, wetenschap en techniek.
Taalonderwijs is dan ook zeker iets wat naar voren komt in deze webquest.
Zo breiden in eerste instantie de leerlingen hun woordenschat uit. Er komen veel woorden naar voren die te maken hebben met de groei van de plant:
- Groei
- Planten
- Verpotten
- Verzuipen
- Oogsten
Dit zijn allemaal voorbeelden van woorden die bij de leerlingen nog niet in hun woordenschat zit maar waar ze voortdurend mee in contact komen tijdens de lessen.
Daarnaast werken ze veel met materialen. Materialen die ze daardoor leren benoemen en weten wat voor voorwerp er bij het woord hoord:
- Schovel
- Schotel
- Kweekbak
- Gieter
- Kunstgras (in de hoek)
- etc.
Naast de woordenschat, zitten de leerlingen veel in de kring. In de kring wordt het proces veelal besproken. Zo werken de leerlingen aan hun mondelinge taalvaardigheid. Denk dan aan verbeteringen op het gebied van:
- Argumenteren (Waarom is iets zo gegaan?)
- Verslag uitbrengen (Wat is er gebeurt en hoe?)
- Elkaar iets uitleggen (Oh, zo moet je dat doen!)
- Presenteren (Dit is mijn uitkomst)
Ten slotte wordt er ook geoefend met de auditieve ontvangst. Kunnen de leerling luisteren naar een gesproken tekst (de opdracht video) en dat vervolgens vertalen naar het handelen naar de opdracht. Zo zie je dat er binnen zo'n project ontzettend veel taaldoelen gekoppeld kunnen worden.
21-eeuwse vaardigheden
21-eeuwse vaardigheden is een term die de laatste jaren steeds vaker gebruikt wordt. Dit zijn vaardigheden die jonge mensen nodig hebben om zich in de toekomst te kunnen redden.
Volgens het Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling is de officiele definitie "Generieke vaardigheden en daaraan te koppelen kennis, inzicht en houdingen die nodig zijn om te kunnen functioneren in en bij te dragen aan de kennissamenleving.'
Volgens Kennisnet (2015) bestaan de 21-eeuwse vaardigheden uit de volgende vaardigheden:
Er wordt aan veel van deze doelen gewerkt tijdens het experiment. De leerlingen moeten namelijk communiceren tijdens de kringgesprekken om duidelijk te maken wat ze aan het doen zijn en wat ze leren. Ze moeten kritisch denken omtrent de hoeveelheden stoffen die de planten nodig hebben. Ze werken aan ICT-vaardigheden door met behulp van de computer een webquest te volgen (PC gebruik, website gebruik). Samenwerken komt ook naar voren als een leerling er niet uit komt en een andere leerling besluit om hem of haar te helpen.
Al met al zie je dat er binnen zo'n klein experiment ontzettend veel doelen gekoppeld kunnen worden en dat de leerlingen aan meerdere vakgebieden tegelijk werken.