Bijna op alle boerderijen loopt er wel een hond. De hond is de beste vriend van de boer op de boerderij.
Blaffen.
De hond bewaakt de boerderij en blaft vaak als er iemand op het erf komt.
Met geluiden kunnen de honden je iets duidelijk maken. Blaffen, grommen, huilen en janken.
De hond kan vriendelijk blaffen als zijn baasje thuis komt. Maar de hond kan ook blaffen en grommen als hij boos is.
Huilen doet de hond als hij zich alleen voelt en soms bij hoge geluiden, bijvoorbeeld een sirene kan ook hond ook huilen.
Wanneer een hond jankt vraagt hij om aandacht.
Manieren leren.
Je wilt graag dat jouw hond goed naar je luistert en ook vriendelijk is tegen andere dieren en mensen.
Misschien vind je het leuk als een pup tegen je aanspringt. Als je dat niet gelijk verbiedt, dan springt de hond later ook tegen je aan met vieze poten.
Je leert de hond altijd korte commando's. Zoals, zit, kom, lig en blijf.
Iedereen op de boerderij moet dan dezelfde commando's gebruiken, anders raakt de hond in de war.
En als de hond iets goed doet, krijgt hij een beloning. Een lekker hondenkoekje!
Speurneus.
Honden kunnen heel goed ruiken. Ze zijn goed in het volgen van een spoor, echte speurneuzen!
Op een afstand van 100 meter kan een hond je nog ruiken.
Als honden elkaar tegenkomen tijdens het uitlaten ruiken ze aan elkaars kop en staart.
Elke hond heeft een eigen geur en zo herkennen ze elkaar.