Konijnen zijn leuke dieren. Ze hebben lange oren, die oren noemen we lepels.
Daar kunnen ze goed mee horen. Een konijn heeft ook sterke achterpoten en kan hiermee ver springen.
Met zijn voorpoten kan het konijn goed graven. De lange voortanden zijn om mee te knagen.
Wilde konijn.
Een wild konijn heeft een bruine vacht. Hij graaft gangen en een hol in de grond.
Zo'n hol heet een brucht. Hij leeft daar in een groep en die groep noem je een kolonie.
Daar leven soms wel twintig konijnen. Ze slapen dicht tegen elkaar aan, dat is lekker warm.
Tamme konijnen.
Mensen kunnen een konijn hebben als huisdier. Dat konijn is dan tam. Hij is gewend aan mensen.
Je kunt het konijn oppakken en aaien. Als je een konijn wilt kopen, moet je er ook ruimte voor hebben.
Je moet een hok kopen, dat kan voor binnen en buiten. Ook moet je tijd hebben om het konijn eten en drinken te geven.
Het hoek moet je elke week schoonmaken.
Soorten konijnen.
Je hebt verschillende soorten konijnen. Bijvoorbeeld een Vlaamse reus en een dwergkonijn. Een Vlaamse reus is een groot konijn en kan wel acht kilo wegen. Hij kan 65 centimeter lang worden. Een dwergkonijn is een heel klein konijn. Die kan maar
30 centimeter lang worden en weegt maar één kilo.
De meeste konijnen worden ongeveer zeven jaar oud.