Opdrachten 14-16
Je gaat nu een aantal opdrachten maken over woordgebruik.
Opdracht 14
Kies uit de rechterkolom een goed synoniem.
1 ongerief | a kwalijk nemen |
2 pretentieloos | b last, hinder |
3 betreffende | c per ongeluk |
4 appelleren | d uitgebreid, uitvoerig |
5 idyllisch | e boos, kwaad |
6 meewarig | f eenvoudig, bescheiden |
7 ampel | g over |
8 bevroeden | h lieflijk, landelijk |
9 abusievelijk | i bevestigen, ondersteunen |
10 deemoedig | j medelijdend |
11 euvel duiden | k verwaand, arrogant |
12 gebelgd | l vroom, gelovig |
13 gespeend zijn van | m nederig, onderdanig |
14 godsvruchtig | n de les lezen, een standje geven |
15 kapittelen | o niet hebben |
16 laken (werkwoord) | p begrijpen, vermoeden |
17 laatdunkend | q een beroep doen op |
18 staven | r afkeuren |
Opdracht 16
Vul de juiste voorzetsels in.