Stap 1: Lenen

Als je geld tekort komt, kun je geld lenen.
Lenen is het geld van een ander gebruiken.
Je moet het geld dat je leent terugbetalen.
Je noemt dat aflossen
Als je leent, kun je nu meer kopen, maar straks minder.

Als je geld wilt lenen, kan dat van iemand die je kent.
Maar je zou ook naar een bank kunnen gaan om geld te lenen.

Lees de volgende zinnen.
Kies steeds het juiste woord.

  1. Sparen/lenen is het geld van een ander gebruiken.
  2. Je moet het geld dat je leent terugbetalen.
    Je noemt dat storten/aflossen.
  3. Als je leent, kun je nu meer/minder kopen, maar straks meer/minder.
  4. Leg uit waarom je in de toekomst minder kunt kopen als je geld leent.