Leestekens: komma, aanhalingstekens en dubbele punt.
De komma
Je plaatst een komma in een zin:
* tussen twee persoonsvormen. Als je je verslaapt, ben je te laat op school.
* tussen delen van een opsomming: Ik lust graag pizza, pasta en friet.
* na een naam of een uitroep aan het begin van een zin: Marieke, waar is je broer?
* voor woorden als doordat, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat en zodra. Hij was te laat op school, doordat zijn band lek was.
Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je iemands woorden letterlijk overneemt. Dit heet een citaat. Bijvoorbeeld: Lisa antwoordde: "Ik vind die jongen erg leuk!" Je herhaalt letterlijk het antwoord van Lisa en dat antwoord plaats je tussen aanhalingstekens.
Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt
* voor een opsomming: Ik houd van de volgende sporten: voetballen, basketballen en volleyballen;
* voor een citaat:
Bekijk onderstaand filmpje over de leestekens. Er komen enkele leestekens in voor die we al behandeld hebben, maar die je natuurlijk nog steeds moet kennen. Let vooral op de komma, dubbele punt en aanhalingstekens. In het SO of de toets van dit onderdeel komen natuurlijk alle leestekens voor, die in deze en voorgaande lessen behandeld zijn.
Leestekens
Komma’s gebruik je om een zin overzichtelijk te maken.
Een puntkomma geeft een scheiding aan binnen een zin. Je kunt hem vervangen door een punt.
Voorbeeld:
Van de zomer gaan we naar Zuid-Frankrijk; daar is het altijd lekker warm.
Een dubbele punt staat voor een opsomming.
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.
Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep gebruik je een uitroepteken.
Hou daar mee op!
Geweldig!