Aanwijzend voornaamwoord
Het woord zegt het al; het aanwijzend voornaamwoord wijst (bijna) letterlijk iets of iemand aan. |
Aanwijzende voornaamwoorden zijn onder andere:
Aanwijzende voornaamwoorden
die, dit, dat, deze, zulk, zulke(n), diegene(n), datgene(n), degene(n), dergelijke(n), zo'n
Aanwijzend voornaamwoord in een zin.
![]() |
Deze ketting vind ik het mooist. |
Deze slaat op ketting.
ketting is een *zelfstandig naamwoord.
Met deze maak je duidelijk dat het om de ketting gaat, die je daarbij aanwijst.
Dus niet om een andere ketting! Maar om deze ketting.
1 | Het aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het lidwoord staan, vóór een *zelfstandig naamwoord. | |
In plaats van het lidwoord
![]() |
Die jongen is de slimste van de klas. | Die vervangt hier het lidwoord de. |
Dit spelletje is erg leuk! | Dit vervangt hier het lidwoord het. | |
Deze opdracht is niet moeilijk. | Deze vervangt hier het lidwoord de. |
2 | Het aanwijzend voornaamwoord kan ook voor een **bijvoeglijk naamwoord staan. |
Voor een bijvoeglijk naamwoord
Ik vind dat vrolijke meisje erg leuk. | dat staat voor het bijvoeglijk naamwoord (vrolijke), maar dat slaat op het zelfstandige naamwoord (meisje). |
Hij heeft net zulke mooie schoenen als Mark. |
zulke staat voor het bijvoeglijk naamwoord (mooie), maar zulke slaat op het zelfstandige naamwoord (schoenen). |
Deze fijne trui heeft Lies ook. | Deze staat voor het bijvoeglijk naamwoord (fijne), maar Deze slaat op het zelfstandige naamwoord (trui). |
3 | Het aanwijzend voornaamwoord kan ook in de plaats van een zelfstandig naamwoord staan. |
In plaats van een zelfstandig naamwoord
![]() |
Dit vind ik erg leuk. | Dit vervangt in deze zin een zelfstandig naamwoord. De zin had ook kunnen zijn: Dit spel vind ik erg leuk. |
Ik wil die graag zien. | die vervangt in deze zin een zelfstandig naamwoord. De zin had ook kunnen zijn: Ik wil die broek graag zien. |
|
Ik vind deze niet moeilijk. | deze vervangt in deze zin een zelfstandig naamwoord. De zin had ook kunnen zijn: Ik vind deze som niet moeilijk. |
Weet je niet zeker of je dat, dit, die of deze moet gebruiken?
Onthouden
Bij de-woorden gebruik je altijd die of deze.
Bij het-woorden gebruik je altijd dat of dit.