Lidwoord
Wat zijn lidwoorden?
In sommige talen mag je zeggen: Ik loop met hond.
In het Nederlands mag dit niet.
Je moet een lidwoord gebruiken: Ik loop met de hond.
In het Nederlands zijn er zijn drie lidwoorden: de, het en een
Lidwoorden staan nooit alleen; ze staan altijd voor *zelfstandige naamwoorden.
Lidwoorden staan nooit alleen
![]() |
de | het | een | een |
de auto | het huis | een hond | een huis | |
de boom | het meisje | een boom | een meisje | |
de hond | het kettinkje | een hond | een kettinkje |
de gebruik je voor mannelijke of vrouwelijke woorden.
het gebruik je voor onzijdige woorden (onzijdige woorden zijn weer te herkennen aan het lidwoord het).
een mag voor beide (onzijdige, mannelijke en vrouwelijk) gebruikt worden.
Er zijn geen echte regels voor het gebruik van de en het.
Wel zijn er een aantal dingen die je kunt onthouden.
Onthouden: de-woorden
|
![]() |
Onthouden: het-woorden
Lidwoorden