Opdr. 1 Noteer van iedere zin pv, ow, gez, lv en mv. Let op: in niet alle zinnen staat een lv of mv.
1. Het meisje heeft het geheim aan haar vriendin verteld.
2. De burgemeester van Eindhoven gaf alle vrijwilligers een lintje.
3. Heb jij haar een cadeautje gegeven?
4. De familie biedt de jarige opa een verjaardagsfeest aan.
Opdr. 2 Noteer van iedere zin pv, ow, gez, lv en mv. Let op: in niet alle zinnen staat een lv of mv.
1. Zou jij mij het boek Het leven van een loser aanraden?
2. Zij moet 50 euro aan haar vader terugbetalen.
3. Veel mensen doneren hun geld aan Het Wereld Natuurfonds.
4. De tandarts verwijdert alle tandplak van je tanden.
5. Mijn provider sms't mij de nieuwe tarieven voor internet.
Ga naar jufmelis.nl en maak de oefeningen die horen bij het meewerkend voorwerp.