1H03.1 Opgaven ......................................................................................................
1 | Hoe-hoe zinnen |
Bij een verband kun je vaak een ‘Hoe-hoe-zin’ maken.
Vul in:
- ‘Hoe langer je fietst, hoe …………………… de afstand die je hebt aflegt.’
- ‘Hoe langer je een emmer onder een druppelende kraan zet, hoe …………………… water er in de emmer zit.’
2 |
Bedenk zelf ook nog een ‘Hoe-hoe-zin’.
3 | ![]() |
Grafiek |
‘Hoe langer een taxirit, hoe hoger de prijs die je betaalt voor de rit.’
Het verband uit deze ‘Hoe-hoe-zin’ kun je weergeven in een grafiek.
Schets in het assenstelsel op je werkblad een grafiek bij dit verband.
Denk er aan eerst de assen te benoemen.
Is de grafiek stijgend, dalend of constant?
4 | Temperatuur |
Joost ligt in het ziekenhuis.
Twee keer per dag wordt zijn temperatuur gemeten.
Met de gemeten temperaturen is een temperatuurgrafiek gemaakt.
4
Neem over en vul in:
Je ziet dat de temperatuur op maandag …………………… .
Op dinsdag blijft de temperatuur …………………… .
Op woensdag …………………… de temperatuur.
5 | ![]() |
Vaas |
Je ziet een vaas. De vaas wordt onder een regelmatig druppelende kraan gezet.
5
Schets in het assenstelsel de grafiek waarmee je kunt laten zien hoe de waterhoogte verandert.
6 | Kaars |
In de grafiek wordt het verband weergegeven tussen de lengte van een kaars en de tijd dat de kaars brandt.