Communicatie is ten opzichte van neutraal --> staart en oren
Staart 80%, oren 20%, oren zijn dus nuance
Hoger dan neutraal is zelfverzekerd, lager dan neutraal is angst
Altijd richting een individu of gekoppeld aan een situatie
Agressie:
Fixeren
Verstarren (evt. met stijve kwispel, kan hoog of laag)
Borstelen (nek-/ rughaar overeind)
Grommen
(aan-)blaffen
Tanden laten zien
Hapbeweging maken (snappen)
Bijten
Bijten en vasthouden (en doodschudden)
Agressie kan in lage houding --> angst
Agressie kan in hoge houding --> zelfverzekerd
Agressie kan met spel --> spelagressie (=competitie)
Spel:
Speloren (oren naar de zijkant gericht)
Spelboog (kont omhoog, voorhand naar beneden)
Stress (ontstaat bij onvoorspelbare en/of onbeïnvloedbare situatie)
Tongelen
Hijgen (behalve bij warmte of inspanning)
Gapen (behalve bij vermoeidheid of na slapen)
Bek af likken (behalve bij eten)
Simultaan ambivalent gedrag = Tegelijkertijd meerdere gedragingen uit verschillende gedragssystemen
Succesievelijk ambivalent gedrag = Opvolgend meerdere gedragingen uit verschillende gedragssystemen
Intentiebeweging = beweging die niet af is zoals pootje heffen of tongelen
Overspronggedrag =iets uit een ander gedragssysteem (niet passend in de situatie) bv. krabben en grond snuffelen
Dominant gedrag (kan in hoge of lage houding of in spel)
Stelt de andere een vraag of geen antwoord op de vraag
Langer aanhoudend dominant gedrag = correctie (bv. bek vasthouden)
Kop/poot op schoft
Over bek pakken
Berijden/bestijgen
Voorstaan (T-positie)
Bovenstaan
Markeren
Voordringen (bij doorgang) / blokkeren
Onderdanig gedrag
Pootje geven (richting bek)
Op de rug liggen (als met staart tussen poten dan is dat angst)
Bek likken van de ander
Sociaal gedrag (claimen, aandacht opeisen bestaat niet)
Spelen
Tegen je aan komen zitten
Verzorging (handen, voeten, oren likken)
Aandacht vragen (kan soms op een voor mensen ongewenste manier gebeuren)