Je weet van de belangrijkste 50 hondenrassen voor welk werk ze gefokt zijn en welke karaktereigenschappen ze daar voor nodig hadden en hoe deze van invloed zijn op de opvoeding van het ras.
Je kunt van de andere rassen uit de rasbeschrijving halen welke karaktereigenschappen in het ras aanwezig zijn en bedenken hoe deze van invloed zijn op de opvoeding van het ras.
Je kunt de neutrale staart- en oorhouding van elk ras en elke kruising bepalen.
Je weet de belangrijkste levensfases van een hond te benoemen en je kunt aangeven wanneer elke fase speelt. Je kunt per fase aangeven welke ontwikkeling een hond in die fase door maakt en hoe dat van invloed is op de omgang en opvoeding van de hond.
Je kunt de belangrijkste aandachtspunten en knelpunten benoemen voor een eigenaar van een herplaatste hond (indien nodig gekoppeld aan de levensfase van de hond)
Je kunt alle observaties die zijn opgenomen in het `protocol observeren en interpreteren’ herkennen en benoemen op beeld (foto of video) en kunt aangeven welke interpretatie bij de observatie(s) hoort.
Je kent de leerprincipes klassiek en operant conditioneren (inclusief R+, R-, P+, P-), je kunt bij elk voorbeelden noemen en je kunt de voor- en nadelen benoemen van elk leerprincipe.
Je kent de termen die behoren bij de leerprincipes (shaping, chaining, extinctie, etc.) en kunt uitleggen wat die betekenen. Je kunt voorbeelden geven van elk van die termen.
Je kunt aangeven hoe een roedel honden functioneert (op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten) en wat dit betekent voor de omgang mens-hond.
Je kent de 10 opvoedoefeningen die behoren bij module B1, weet wat het doel is van elke oefening en wat het nut is en je weet uit welke stappen zij bestaan.
Je kunt alle 10 de opvoedoefening aanbieden aan een willekeurige combinatie van mens-hond. Daarbij bied je minimaal stap 0 en 1 aan en maak je een goede inschatting van het niveau van de combi en sluit je hierbij aan. Je zorgt er altijd voor dat de door jou aangeboden methode geen angst of agressie bij de hond oproept.
Je weet welke hulpmiddelen er op de markt zijn voor de opvoeding/training van honden, je kunt uitleggen hoe deze werken en wat de voor- en nadelen zijn.
Je kunt helder uitleggen hoe je een hond leert zindelijk te worden, hoe je hem leert alleen te blijven en je weet de aandachtspunten in een gezinssituatie waarin kinderen en honden samen leven