
Voorbeeld
Een taxibedrijf laat de ritprijsritprijs afhangen van de afgelegde afstand (in km) en de tijd (in min) die nodig voor de rit.
Formule: ritprijs= 2 × afstand + 0,5 × tijd
Voor een rit over 4 km die 6 minuten duurt, betaal je 11 euro:
ritprijs= 2 × 4 +0,5 × 6= 8+3= 11.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Opgave 1:
In een bioscoop zijn 200 goedkope en 400 dure plaatsen.

De goedkope plaatsen kosten € 8,-€ de dure plaatsen kosten € 12,-€
De opbrengst is afhankelijk van het aantal verkochte goedkope
plaatsen (goedkoop) en het aantal verkochte dure plaatsen (duur).
In formulevorm: opbrengs t= 8 × goedkoop +12 × duuropbrengst.
a) Bereken de opbrengst als er 80 goedkope en 100 dure plaatsen worden verkocht.
b) Neem de tabel over en vul deze verder in.
| goedkoop=80 | goedkoop =120 | goedkoop=160 | goedkoop =200 | |
| duur=100 | ….…. | ….…. | ….…. | ….…. |
| duur=200 | 3040 | 3360 | ….…. | ….…. |
| duur=300 | ….…. | ….…. | ….…. | 5200 |
| duur=400 | ….…. | ….…. | ….…. | 6400 |
Opgave 2:
De hoeveelheid energie E in kcal die iemand per dag nodig heeft, is afhankelijk van zijn gewicht G in kg en de die dag geleverde inspanning.
De geleverde inspanning wordt weergegeven met de inspanningsindex I. De index kan variëren van 10 (weinig inspaning) tot 15 veel inspanning.

De formule van het verband tussen E, G en I luidt:
E= 6 × G +12 × I x l
a) Bereken het aantal benodigde kilocalorieën als G=75 en I=10.
b) Voor een automonteur geldt een inspanningsindex I=14. Bereken het aantal benodigde kilocalorieën als je weet dat de automonteur 90 kg weegt.
c) Voor een scholier geldt een inspanningsindex I=12. Zoek uit hoe zwaar de scholier is als je weet dat het aantal benodigde kilocalorieën 2148 kcal is.
Opgave 4:
De remweg van een auto r in meters van een auto hangt af van de snelheid v van de auto in m/s, de remvertraging a van de auto in m/s² en de reactietijd t van de bestuurder in sec.
In formulevorm:
r= v2 : 2 ⋅ a + v ⋅ t

De remvertraging van een auto is 4 m/s².
De reactietijd van de bestuurder is 0,5 sec.
a) Bereken de remweg als de auto met een snelheid van 10 m/s rijdt.
b) Bereken ook de remweg als de auto twee keer zo hard rijdt.
c) Zoek uit, door te proberen, bij welke snelheid in m/s de auto een remweg van ongeveer 100 meter heeft.