Als je het expertniveau bereikt hebt, beheers je de volgende doelen:
Metacognitie:
Je kunt bewust nadenken over je eigen leerproces. Je kunt vanuit leerdoelen analyseren in hoeverre je deze beheerst en waar je nog aan moet werken. Je weet wat je nodig hebt om de doelen te bereiken en kunt waar nodig bijsturen door bijvoorbeeld extra oefeningen te doen of vragen te stellen.
Je kunt samenwerken met anderen om je leerdoelen te bereiken. Je levert een actieve bijdrage aan de samenwerking en kunt reflecteren op het resultaat ervan.
Als je in jezelf opmerkt dat je een taak moeilijk vindt of er geen zin in hebt, kun je de juiste beslissing nemen om toch door te gaan en de taak goed af te ronden.
Je kunt je denken zichtbaar maken met behulp van een mindmap, triple-entry journal of door hardop te denken.
Je kunt reflecteren op je voortgang met behulp van een rubric.
Begrijpend lezen:
Je kunt beslissingen nemen over in te zetten leesstrategieën om vragen te beantwoorden.
Na afloop van deze lessenserie kun je teksten begrijpen op niveau 3F (complexe, lange teksten).
Je weet welke tekstsoorten er zijn en kunt van een gelezen tekst benoemen tot welke tekstsoort deze behoort en aan welke kenmerken dat te herkennen is.
Je kunt verbanden herkennen, ook als er in de tekst hiervoor geen duidelijke signaalwoorden zijn gebruikt.
Je weet wat een standpunt is en wat een argument is. Je kent zeven vormen van drogredeneringen. Je kunt in een tekst standpunten herkennen en schematisch weergeven of er nevenschikkende of onderschikkende argumentatie bij het argument wordt gebruikt. Ook kun je aangeven welke argumenten gebaseerd zijn op drogredeneringen. Je kunt een argumentatie op aanvaardbaarheid beoordelen en de informatie in de tekst beoordelen op waarde voor jezelf en anderen.
Je kunt conclusies trekken over de intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur.
Je kunt beschrijven welke talige middelen de schrijver inzet om zijn doel te bereiken, zoals beeldspraak en stijlfiguren.
Je kunt de betrouwbaarheid van bronnen beoordelen en snel informatie vinden in langere rapporten of ingewikkelde schema’s.
Deze doelen bereik je niet in één keer. Vandaar dat er ook tussendoelen zijn geformuleerd. In de rubric zie je welke tussendoelen er zijn.