Manier van spreken
Deze aspecten worden ‘spreektaal’ genoemd. Iedereen heeft zijn eigen mengeling van deze aspecten. Van de manier waarop dingen worden gezegd, kan worden afgeleid of dit serieus of sarcasme is. Ook kan worden gehoord hoe iemand zich voelt. Als je somber bent spreek je vaak wat langzamer, meer monotoon en zachter.
Uiterlijk
Hier zitten twee kanten aan, namelijk de lichamelijke kenmerken, en de lichamelijke verzorging.
Onder lichamelijke kenmerken verstaan we kenmerken als postuur, haren, gezichtskenmerken, etc. Onder lichamelijke verzorging verstaan we dingen zoals het gebruik van make-up, schone of vuile nagels, kleding, etc.
Door deze kenmerken ontwikkel je vaan een ‘eerste indruk’ over een persoon. Je kunt zien wat iemand wil uitstralen en hoe iemand zich voelt. Aan de kleding kun je bijvoorbeeld zien wat voor werk een persoon doet, of welke muziekstijl ze interesseert.
Lichaamshouding en motoriek
Je houding is van invloed op je manier van spreken, en het contact met de luisteraar.
Iedereen ontwikkeld eigen karakteristieke kenmerken. Waar je aan kunt denken is de manier van lopen, zitten, staan, bewegen etc. Uit de lichaamshouding en motoriek is vaak op te maken hoe iemand zich voelt en hoe diegene in het leven staat. Als je niet zelfverzekerd ben, sta je er anders bij dan dat je wel zeker van je zelf bent, je kijkt bijvoorbeeld meer naar de grond. Ben je erg optimistisch, dan loop je rechtop, beweeg je enthousiast en ben je vrolijk.
Gebaren
Er zijn ‘expressieve’ en ‘representatieve’ gebaren.
Representatief zijn de gebaren die een vaste betekenis hebben gekregen. Deze gebaren kent iedereen, en worden gebruikt om iemand iets duidelijk te maken. Ze hebben dus een duidelijke functie. Wel zijn deze gebaren in verschillende culturen weer anders.
Expressieve zijn eigen gebaren, die bij ieder persoon kunnen verschillen. Deze gebaren worden ook niet alleen gebruikt om een ander iets duidelijk te maken, maar worden ook gemaakt als je alleen bent. Anderen kunnen hieruit je emoties aflezen, en voor jezelf is het een uitlaatklep.
Buiten deze twee, zijn er ook nog gebaren die geen betekenis lijken te hebben. Deze gebaren zijn automatisme geworden, en waarschijnlijk per ongeluk aangeleerd. Een voorbeeld is als iemand op zijn hoofd krabt als hij zenuwachtig is. Van een ‘tic’ spreken we als deze gebaren een dwangmatig karakter hebben en zeer frequent voorkomen.
Mimiek
Door naar iemands gezicht te kijken, kun je zeer goed inschatten hoe hij zich voelt. Wel is er een verschil tussen personen, bij sommige kun je alles nauwkeurig aflezen, en andere hebben echt een pokerface. We weten hoe de ander over een gesprek denkt door naar de gezichtsuitdrukking te kijken.
De ogen spelen een belangrijke rol in een gesprek. Door oogcontact wordt het gesprek op gang gehouden, en is het duidelijk wiens beurt het is om te praten. De luisteraar kijkt zijn gesprekpartner veel vaker aan (ongeveer 75%) dan de spreker naar de luisteraar kijkt(ongeveer 40%). Voor de luisteraar is dit om zijn interesse te tonen, en de emoties van de spreker af te lezen. De spreker kijkt vaak alleen als hij behoefte heeft aan een reactie en/of de luisteraar het goed begrepen heeft. Ook komen meestal de intense emoties tot uitdrukking via de ogen.
Nabijheid
Uit de afstand die de gesprekpartners ten opzichte van elkaar hebben, kan worden opgemaakt hoe intiem en persoonlijk de relatie en gespreksinhoud is. Dit is in 4 zones verdeeld:
De intieme zone (0-0.5 m); Wanneer je elkaar in deze zone toelaat, is dat een blijk van wederzijds vertrouwen.
De persoonlijke zone (0.5-1.5 m); Dit is voor het dagelijks persoonlijk contact.
De sociale zone (1.5-3 m); Dit is de afstand voor niet al te persoonlijke dingen. Bijvoorbeeld op feestjes, visite, maaltijden.
De publieke zone (vanaf 3 m); De algemeen maatschappelijke omgang. In deze zone hoeft men alleen de algemeen geldende beleefdheids regels in acht te nemen.
Stilte
Mensen vatten een stilte allemaal anders op. Voor de een is het een gelegenheid om even na te denken, en voor de ander is een moment stilte ongemakkelijk. Je kunt van de buitenkant niet goed inschatten hoe een ander dit opvat, daarom kunnen de meesten slecht tegen stiltes. Men heeft dan de neiging iets te zeggen, ook al is er niets te vertellen.