Een goede medewerker kan collega’s complimenteren met goede ideeën en mooie prestaties, maar een goede medewerker moet een collega ook tactvol en opbouwend kunnen vertellen wanneer een idee of een prestatie niet goed is.
Het belangrijkste bij het geven van feedback is, dat je je richt op het gedrag of het idee, en niet op de collega zelf en diens persoonlijkheid.
Door je feedback te richten op gedrag en daden, zorg je ervoor dat deze veel eerder wordt geaccepteerd dan wanneer je iemand op zijn karakter aanspreekt. De ontvanger van de feedback kan zijn gedrag veranderen, zijn persoonlijkheid niet.
Als je kritiek moet geven, leid die dan in met een positieve uitspraak. ‘Volgens mij zit je op het goede spoor met dat bezuinigingsvoorstel, en ik denk dat het nog beter kan als je ….’ Gebruik het woordje en als overgang naar de kritiek, en niet maar. Daarmee ontkracht je de positieve uitspraak en strijk je mensen tegen de haren in.
Baseer je opbouwende feedback op:
Spreek nooit oordelen uit over mensen, zoals ‘Je bent slordig’. Daarmee jaag je de collega tegen je in het harnas, en bovendien help je hem of haar er ook niet mee. In plaats daarvan kun je met feiten komen: ‘Je hebt twee keer zoveel fouten gemaakt als de andere teamleden.’
Oefening: Het belang van feedback
Stap 1: Bedenk waarom goed gegeven feedback, positief of negatief, belangrijk en nuttig kan zijn?
Stap 2: Wat zijn voor u de voordelen van het vragen om feedback?
Stap 3: Wat zijn voor u de risico’s van het geven of aanbieden van negatieve feedback?
Stap 4: Wat zijn de gevolgen van het niet geven van feedback?