|
|
|
Te behalen punten |
Behaalde punten |
|
Inhoud |
|
|
De student kan zijn eigen gespreksdoel uiten |
2 |
|
De student kan doelgericht doorvragen om zo meer informatie te verkrijgen |
2 |
|
De student kan adequaat reageren op de vragen van de ander |
4 |
|
Taalgebruik en interactie |
|
|
De student kan een gesprek voeren zonder storende taalfouten |
2 |
|
De student kan adequaat reageren op wat de ander zegt |
2 |
|
De student kan de ander uitpraten, maar onderbreekt op een nette manier indien nodig |
1 |
|
De student kan zijn houding afstemmen op zijn gesprekspartner |
1 |
|
De student heeft een open houding en houdt oogcontact met zijn gesprekspartner |
2 |
|
De student kan zijn taalgebruik afstemmen op zijn gesprekspartner |
2 |
|
Totaal |
18 |
|
|
|
||
Te behalen punten |
Behaalde punten |
||
Inhoud |
|
|
|
De student kan een valide eerste argument formuleren |
2 |
|
|
De student kan een valide eerste argument formuleren |
2 |
|
|
De student kan een argument van de gesprekspartner weerleggen |
2 |
|
|
De student kan een tweede argument van de gesprekspartner weerleggen |
2 |
|
|
Taalgebruik en interactie |
|
|
|
De student kan een gesprek voeren zonder storende taalfouten |
2 |
|
|
De student kan adequaat reageren op wat de ander zegt |
2 |
|
|
De student kan de ander uitpraten, maar onderbreekt op een nette manier indien nodig |
1 |
|
|
De student kan zijn houding afstemmen op zijn gesprekspartner |
1 |
|
|
De student heeft een open houding en houdt oog contact met zijn gesprekspartner |
2 |
|
|
De student kan zijn taalgebruik afstemmen op zijn gesprekspartner |
2 |
|