7. Persoonlijk voornaamwoord + bezittelijk voornaamwoord

De persoonlijke voornaamwoorden in de verschillende naamvallen.

 

1e naamval

ich

du

er

sie

es

wir

ihr

sie/Sie

3e naamval

mir

dir

ihm

ihr

ihm

uns

euch

ihnen/Ihnen

4e naamval

mich

dich

ihn

sie

es

uns

euch

sie/ Sie

 

De bezittelijke voornaamwoorden

De bezittelijke voornaamwoorden worden vervoegd volgens het schema van de ein-groep.

mein mijn
dein jouw
sein zijn
ihr haar
unser ons/onze
euer jullie
ihr hun
Ihr uw

 

Verschil tussen persoonlijk voornaamwoorden en bezittelijk voornaamwoorden:

Een persoonlijk voornaamwoord functioneert zelfstandig in een zin.

VB: Mein Vater hat dich gesehen. 

Het zinsdeel 'dich' functioneert in deze zin als lijdend voorwerp

 

Een bezittelijk voornaamwoord kan nooit zelfstandig in een zin functioneren, het staat altijd in combinatie met een zelfstandig naamwoord!

VB: Mein Vater hat deinen Hund gesehen.

Het bezittelijk vnw 'dein' kan niet los gezien worden van het zelfst. nw. 'Hund'. Samen zijn deze woorden het lijdend voorwerp.