6. Naamvallen na voorzetsels

In het Duits krijgen voorzetsels een bepaalde naamval met zich mee. Het zelfstandig naamwoord dat volgt op het voorzetsel staat dan in deze naamval (in sommige gevallen staat het voorzetsel achter het zelfst. naamwoord). Hieronder vind je een overzicht van de voorzetsels met een vaste naamval.

Ook zijn er werkwoorden met een vaste naamval. Deze vind je onder het rijtje met de 3e naamval en het rijtje met de 4e naamval.

Voorzetsels met de tweede naamval

Deutsch

Niederländisch

während

tijdens

innerhalb

binnen (tijd)

außerhalb

buiten

wegen

vanwege

statt

in plaats van

infolge

ten gevolge van

trotz

ondanks

 

Voorzetsels met de derde naamval.

Deutsch

Niederländisch

aus

uit

außer

behalve

bei

bij

mit

met

nach

na, naar (bij aardrijkskundige plaatsen)

seit

sinds

von

van

zu

tot, bij, naar (bij personen en bijv. de supermarkt en het zwembad)

entgegen

tegemoet

gegenüber

tegenover

 

Werkwoorden met de derde naamval; helfen, danken, gratulieren, folgen, gehören, gefallen.

 

Voorzetsels met de vierde naamval.

Deutsch

Niederländisch

durch

door

für

voor

ohne

zonder

um

om

gegen

tegen

entlang

langs

bis

tot

Werkwoorden met de vierde naamval; fragen, bitten, lehren, interessieren, kosten

 

Voorzetsels met de derde of vierde naamval (zgn. Keuzevoorzetsels)

Deutsch

Niederländisch

an

aan/op

auf

op

hinter

achter

neben

naast

in

in, naar (vaste uitdrukkingen)

über

over, boven

unter

onder

vor

voor

zwischen

tussen

 

Beispiel: An meiner Tür hängt ein Poster.

Beispiel: Ich hänge ein Poster an meine Tür.

Beispiel: Ich warte auf den Bus.

 

Extra oefeningen naamvallen na voorzetsels/werkwoorden (duits.de)

Voorzetsels 3e naamval

Voorzetsels 4e naamval

keuzevoorzetsels 1

keuzevoorzetsels 2

voorzetsels 2e naamval

Voorzetsels door elkaar