In het Duits krijgen voorzetsels een bepaalde naamval met zich mee. Het zelfstandig naamwoord dat volgt op het voorzetsel staat dan in deze naamval (in sommige gevallen staat het voorzetsel achter het zelfst. naamwoord). Hieronder vind je een overzicht van de voorzetsels met een vaste naamval.
Ook zijn er werkwoorden met een vaste naamval. Deze vind je onder het rijtje met de 3e naamval en het rijtje met de 4e naamval.
Voorzetsels met de tweede naamval
Deutsch |
Niederländisch |
während |
tijdens |
innerhalb |
binnen (tijd) |
außerhalb |
buiten |
wegen |
vanwege |
statt |
in plaats van |
infolge |
ten gevolge van |
trotz |
ondanks |
Voorzetsels met de derde naamval.
Deutsch |
Niederländisch |
aus |
uit |
außer |
behalve |
bei |
bij |
mit |
met |
nach |
na, naar (bij aardrijkskundige plaatsen) |
seit |
sinds |
von |
van |
zu |
tot, bij, naar (bij personen en bijv. de supermarkt en het zwembad) |
entgegen |
tegemoet |
gegenüber |
tegenover |
Werkwoorden met de derde naamval; helfen, danken, gratulieren, folgen, gehören, gefallen.
Voorzetsels met de vierde naamval.
Deutsch |
Niederländisch |
durch |
door |
für |
voor |
ohne |
zonder |
um |
om |
gegen |
tegen |
entlang |
langs |
bis |
tot |
Werkwoorden met de vierde naamval; fragen, bitten, lehren, interessieren, kosten
Voorzetsels met de derde of vierde naamval (zgn. Keuzevoorzetsels)
Deutsch |
Niederländisch |
an |
aan/op |
auf |
op |
hinter |
achter |
neben |
naast |
in |
in, naar (vaste uitdrukkingen) |
über |
over, boven |
unter |
onder |
vor |
voor |
zwischen |
tussen |
Beispiel: An meiner Tür hängt ein Poster.
Beispiel: Ich hänge ein Poster an meine Tür.
Beispiel: Ich warte auf den Bus.
Extra oefeningen naamvallen na voorzetsels/werkwoorden (duits.de)