Waar nodig: gebruik de dichtheid tabel.
1. a. Bereken de dichtheid van een stof met een massa van 130 g en met een volume van 50 cm3.
b. Welke stof is dit?
2. a. Een vloeistof heeft een massa van 168 g en een volume van 200 cm3.
Bereken de dichtheid van deze vloeistof.
b. Welke vloeistof is dit?
3. a. In een 400 cm3 grote ballon zit 71,2 g gas. Bereken de dichtheid van het gas.
b. Met welk gas is de ballon gevuld?
____
4. Bereken de massa van een ijzeren voorwerp van 25 cm3 groot.
5. Een baksteen is 120 cm3 groot. Bereken de massa van de steen.
6. Bereken de massa van 80 cm3 alcohol.
____
7. De massa van een koperen voorwerp is 403,2 g. Bereken het volume.
8. Angela heeft een armbandje van 42 g zilver. Bereken het volume van het armbandje.
9. Bereken het volume van 1224 g benzine.
___
10. Een plank van eikenhout is 1,2 m lang, 3 dm breed en 6 cm hoog.
a. Bereken het volume van de balk.
b. Bereken de massa van de balk.
11. De balk hiernaast is gemaakt van vurenhout.
Bereken de massa van deze balk in g en kg.
12. Een stuk nikkel is 28 cm lang, 3 cm breed en 8 mm hoog.
a. Bereken het volume van het stuk nikkel.
b. Bereken de massa van het stuk nikkel.
___
13. Een schip loost op zee illegaal 200 liter stookolie.
a. Bereken de massa van de geloosde stookolie.
b. Waarom drijft stookolie op zeewater?
c. Waarop drijft stookolie het best: water of zeewater? Waarom?
14. Waarmee meet je de massa?
15. Waarmee kan je het volume van een vloeistof meten?
16. Waarmee kan je het volume bepalen van een regelmatig voorwerp?
17. Een maatglas is gevuld tot 50 mL.
Men doet een baksteen in het maatglas
waardoor de vloeistof stijgt tot 78 mL.
a. Bereken het volume van de baksteen in cm3.
b. Bereken de massa van de baksteen.
18. Een leeg maatglas heeft een massa van 125 g. Men schenkt in het maatglas 60 mL vloeistof.
Men weegt het maatglas met de vloeistof erin. Het weegt nu samen 172,4 g.
a. Maak een tekening van het lege maatglas en schrijf de massa erbij.
b. Maak ernaast een tekening van het gevulde maatglas en schrijf de massa erbij.
c. Bereken de massa van de vloeistof die in het maatglas is gegoten.
d. Bereken de dichtheid van de vloeistof.
e. Welke vloeistof is in het maatglas gegoten?
19. In de Afdeling Zorg en Welzijn maakt men een medicijn door op een balans de massa van een stof af te wegen.
a. Hoeveel gram weegt deze stof?
Het volume van de stof is 73,25 cm3.
b. Bereken de dichtheid van het medicijn.
20. Tijdens intensief sporten moet je goed drinken, maar je wilt niet teveel aan massa bij je dragen. Je hebt voor je drinken een flesje van 200 mL.
Als je zo min mogelijk massa wilt tillen, moet je dan het flesje vullen met water, of juist met een energiedrank met een dichtheid 1,15 g/cm3 ? Waarom?
21. In een maatbeker zit melk. Zie de afbeelding hiernaast.
De dichtheid van melk kan enigszins variëren.
a. Bereken de maximale massa van de melk.
b. Bereken de minimale massa van de melk.
22. Zie de afbeelding hiernaast.
Op een weegschaal (balans) ligt een stuk rubber (massa in g).
Bereken het volume van het rubber.