Je weet inmiddels hoe je de persoonsvorm kunt vinden in een zin.
In deze opdracht ga je leren hoe je hem moet spellen.
Bestudeer uit de Kennisbank de volgende drie onderwerpen:
![]() |
Spelling: Met een -d of een -t |
![]() |
Spelling: Persoonsvorm tegenwoordige tijd |
![]() |
Spelling: Persoonsvorm verleden tijd |
Maak nu de volgende twee oefeningen.