![]() |
Weer en klimaat |
![]() |
Klimaatverschillen |
Breedteligging De afstand van de evenaar tot een bepaald punt. |
Hoogteligging De afstand van een punt tot het gemiddelde zeeniveau (NAP). |
Ligging ten opzichte van zee/oceaan De afstand van een gebied tot de zee of de oceaan. |
Reliëf Hoogteverschillen in het landschap. |
Aanlandige wind Zeewinden. Het gaat hier om winden die van zee komen en dan het land over gaan. |
Aflandige wind Landwinden. Het gaat hier om winden die van land komen en dan de zee over gaan. |
Loefzijde De kant van een gebergte die aan de windkant ligt. |
Lijzijde De kant van een gebergte die uit de windkant ligt. Ook wel de regenschaduw genoemd. |
Zeestroom/Oceaanstroom Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting. |
Klimaat De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren. |
Savanneklimaat Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter. |
Tropische regenwoudklimaat Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar). |
Droge klimaten Klimaten met weinig neerslag. |
Steppeklimaat Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar). |
Woestijnklimaat Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar). |
Gematigde klimaten Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot. |
Poolklimaten De koude klimaten. |
Toendraklimaat Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3 °C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0 °C en 10 °C. |
Sneeuwklimaat Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C. |
Hooggebergteklimaat Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C. |