Stap 2: Kort en lang

Dit monument staat bij de bron
van de Maas. Op deze plek welt
grondwater op dat aan een
lange reis naar zee begint.

Korte en lange waterkringloop

Je weet nu in grote lijnen hoe de waterkringloop werkt en welke rol verdamping, condensatie, wolken, neerslag en wind hierin spelen. Je kunt het nog eens nalezen in de tekst 'De waterkringloop'.

Waterkringloop bestaat eigenlijk uit twee verschillende kringlopen.
Kijk naar de uitleg in deze video.

Lees de tekst over de waterkringloop.

De waterkringloop
Al het water in de natuur maakt onderdeel uit van de waterkringloop. Het komt erop neer dat water diverse stappen doorloopt en uiteindelijk weer aan het begin van de kringloop uitkomt, waarna de cyclus opnieuw begint. De motor van dit proces is de zon. Om het duidelijker te maken volgen we het water op zijn weg door de waterkringloop.

1. Neerslag
In een wolk verzamelen zich waterdruppeltjes. Die druppeltjes gaan samenklonteren en worden steeds zwaarder. Op een gegeven moment worden de waterdruppels zo zwaar dat ze ‘uit de wolk’ naar beneden vallen. Dit verschijnsel heet neerslag. Neerslag heeft verschillende vormen, bijvoorbeeld regen, sneeuw en hagel.

2. Infiltratie
Het water van de neerslag komt op de aarde terecht en zakt langzaam de grond in. Het zinkt net zolang door de grond tot het in een zone komt waar het helemaal doordrenkt is van water: de verzadigde zone. Daar voegt het zich bij het grondwater. Het grondwater staat niet stil. Grondwater, en dus ook ons druppeltje, verplaatst zich van hoge gebieden met een hoge luchtdruk naar lage gebieden met een lage druk. Dit gaat niet erg snel, meestal ongeveer een meter per jaar, hoogstens 30 centimeter per dag.

3. Transpiratie
Een deel van het grondwater wordt opgenomen door planten. Die planten gebruiken het water en scheiden het weer af als waterdamp. 10% van de neerslag die op de grond valt, verdampt via planten en andere vegetatievormen. De rest verdampt via zeeën of oceanen.

4. Oppervlakte afvloeisel
Een deel van de neerslag komt direct in rivieren, meren of andere oppervlaktewater terecht. Daarvandaan wordt het rechtstreeks stroomafwaarts richting de zee of oceaan getransporteerd.

5. Verdamping
Door de zon warmt oppervlaktewater op. Hierdoor verdampt langzaam het bovenste laagje van het water en stijgt het weer op in de atmosfeer. Daar vult de waterdamp de wolken weer aan met water. De oceanen nemen het grootste deel van de verdamping voor hun rekening.

6. Condensatie
Waterdamp is onzichtbaar, wolken zijn dat niet. In de wolk klontert de waterdamp tegen grotere waterdruppels of ander waterdamp aan, waarna het weer een gewone waterdruppel wordt. Dit proces heet condensatie.

Bron: www.deltawerken.com

 

Maak nu de volgende oefening.