Stap 2: Het speciale en SEZ

Wat er “speciaal” is aan de Speciale Economische Zones

China heeft een planeconomie, een centraal geleide economie. De staat is eigenaar van alle productiemiddelen en bepaalt wat er geproduceerd wordt, voor wie, in welke hoeveelheden en tegen welke prijs. Er is geen concurrerend aanbod. Een dergelijke centraal geleide economie tref je aan in communistisch geregeerde landen. Meestal worden de productiedoelen in meerjarenplannen vastgelegd.

Tot 1979 werkte China met dergelijke vijfjarenplannen, maar nadat Deng Xiaoping in de leiding van de Chinese communistische partij was opgenomen, werd het economisch beleid hervormd. Het nieuwe beleid, met de naam Opendeurpolitiek, is ook wel omschreven als kapitalisme met socialistische trekjes. In de Speciale Economische Zones, open steden en open regio’s werd de planeconomie losgelaten en de vrijemarkteconomie ingevoerd.
Een vrijmarkteconomie (of kapitalistische economie) heeft de volgende kenmerken:

Echte vrijemarkteconomieën bestaan niet, overal vind je mengvormen. Meestal kent men minimumlonen, regels voor veilig werken, een gezondheidszorg- of onderwijssector waar de overheid de regels stelt, regelingen voor het landbouwbeleid, enzovoort. De overheid bemoeit zich op talloze manieren met de markt en dat leidt tot gemengde economieën. De een helt over naar de kapitalistische kant, de ander heeft meer elementen van een planeconomie.

Voor China was de door Deng Xiaoping ingezette hervorming nogal een verandering. De grenzen gingen open voor buitenlandse bedrijven. Bestuurders van staatsbedrijven kwamen losser te staan van de communistische partij en konden vanaf 1988 hun bedrijf zelfstandig leiden. Arbeiders krijgen beter betaald naarmate ze beter presteren. Ze krijgen stukloon en wie extra zijn best doet voor zijn werkgever een bonus (eenmalige uitkering bovenop zijn salaris).