China kent vier periodes van stedelijke groei. In twee van deze periodes groeide de bevolking snel en in twee wat minder.
De economie was tot 1950 gericht op de landbouw en de steden waren relatief klein. De steden die er waren bestonden uit hutongs. Hutongs zijn traditionele en ommuurde woonwijken met doorgaans kleine huizen en smalle straten. In Stap 4 lees je er meer over.
De Chinese samenleving was een agrarische met weinig economische groei.
De jaren van 1950 tot 1961 vormden de eerste periode van economische groei in China. De industrialisatie was op gang gekomen en er trokken veel arbeiders naar de fabrieken, waardoor steden begonnen te groeien. Rondom de oude hutongs werden nieuwe bedrijventerreinen en woonwijken gebouwd.
Toen in de jaren 50 mensen massaal naar de stad trokken, werd er een nieuw systeem ingevoerd: het hukou-systeem. Het is een registratiesysteem waarmee wordt vastgelegd waar je, met toestemming van de regering, woont. Wil je naar een andere regio, dan moet je daarvoor goedkeuring vragen aan de autoriteiten. Het is een middel om volksverhuizingen onder controle te houden en met name plattelanders ervan te weerhouden massaal naar de stad te verhuizen. Een te grote trek naar de stad levert allerlei problemen op, denk aan te weinig werk en woningen. In Stap 5 lees je er meer over.
Het tijdvak van snelle groei begon in eind 1978, begin 1979 toen de Communistische Partij van China zijn economisch beleid herzag: socialistisch maar met Chinese eigenschappen. Door het groter worden van de industriƫle sector groeiden ook de steden. Momenteel is er zoveel industrie dat er immigranten worden geworven om in China te komen werken.