Stap 1: Woonwensen en woonmilieus

Mensen hebben verschillende woonwensen. Een alleenstaande heeft andere wensen dan een gezin en een bejaarde heeft andere woonvoorzieningen nodig dan een student. Wil je huren of kopen, een appartement, een vrijstaand huis of een rijtjeshuis? Wil je dicht bij het centrum wonen of liever in een rustige buurt waar niet veel gebeurt?
De overheid werkt bij het maken van haar beleid vaak met woonmilieus.

In het Woningbehoefte Onderzoek uit 1999 maakte het toenmalige ministerie van VROM een onderscheid gemaakt tussen vijf typen woonmilieus.
Lees onderstaande omschrijvingen en kenmerken. Beantwoord daarna de vragen.

Centrum stedelijk

  • woonmilieu: (historische) binnensteden, nieuwe stedelijke centra, centra van nieuwe steden
  • kenmerken: grootschalig en afwisselend bouwstijl, huizen dicht op elkaar gebouwd, veel voorzieningen en werkgelegenheid

Stedelijk buiten centrum

  • woonmilieu: vooroorlogse etage, vooroorlogs grondgebonden, vooroorlogse herenhuizen, vooroorlogse tuindorpen, naoorlogse etage, naoorlogs grondgebonden
  • kenmerken: stadswijk, afwisselende bouwstijl, hoog- en laagbouw, voorzieningen zoals winkelcentra, buurthuis e.d.

Groen stedelijk

  • woonmilieu: uitbreiding aan de stad, groeikernen
  • kenmerken: huis met een tuin, veel aandacht voor groen, ruimschoots voorzieningen.

Centrum-dorps

  • woonmilieu: dorpskern
  • kenmerken: huis met een tuin, veel aandacht voor groen, ruimschoots kleinschalige voorzieningen.

Landelijk wonen

  • woonmilieu: buiten de dorpskern, veel vrijstaande huizen
  • kenmerken: vrijstaande huizen met een grote tuin, weinig voorzieningen.