Activiteit 1

Je hebt geleerd dat stoffen opgebouwd zijn uit moleculen.
Met molecuulformules kun je laten zien uit welke moleculen een bepaalde stof bestaat, en in welke verhouding de verschillende atomen in die stof voorkomen.

Zo is de molecuulformule van water. Water bestaat uit waterstof- en zuurstofatomen. Voor elk zuurstofatoom komen er twee waterstofatomen voor in water.
is de molecuulformule van methaan (aardgas). Voor elk koolstofatoom komen er vier waterstofatomen voor.

Een molecuulformule geeft niet aan hoe de atomen in die stof gerangschikt zijn. Dat laat een structuurformule zien, voor water is die H – O – H. Zo zie je, dat beide waterstofatomen aan het zuurstofatoom gebonden zijn, en niet aan elkaar.


01 - individueel
Je ziet steeds twee structuurformules. Stellen ze dezelfde stof voor?

e. Samengevat: Wat valt op?