Rekenwerk
Kees en Marleen hebben proef 8 iets anders uitgevoerd. Ze hadden een rekje met vijf buizen, waarin joodoplossingen van bekende molariteit stonden.
Ze voegden een kaliumjodide oplossing toe aan een kaliumpersulfaatoplossing. Vervolgens maten ze de tijd die verstreek totdat de kleur van hun reactiemengsel even donker was geworden als die van de oplossing met de kleinste joodmolariteit (buis A). Ze gingen door met de tijdmeting, totdat de kleur van hun mengsel even donker was geworden als die van het tweede buisje, etc.
Ze kregen de volgende resultaten:
Buisje | [ |
Tijd (s) | [ |
0 | 0,0 | 0 | 25,0 |
A | 1,0 | 40 | ? |
B | 2,0 | 100 | ? |
C | 3,0 | 200 | ? |
D | 4,0 | 500 | ? |
E | 5,0 | 1200 | ? |
Beantwoord nu onderstaande vragen.
05 - individueel
Beantwoord de onderstaande vragen.
06 - individueel
Ria voegt aan een oplossing van stof A in water een oplossing van stof B in water toe. A en B reageren met elkaar, waarbij stof C gevormd wordt. Ria heeft een toestel waarmee ze de molariteit van stof C op ieder moment van de reactie kan meten. Haar resultaten zijn als volgt:
Tijd (s) | Molariteit van C (mmol/l) |
0 | 0 |
20 | 90 |
40 | 150 |
60 | 190 |
80 | 220 |
100 | 240 |
120 | 250 |
Bereken de gemiddelde reactiesnelheid in de eerste 20 seconden, in de periode van 20-40 seconden, van 40-60 seconden, etc. met de gegevens uit deze tabel.
Teken een staafdiagram waarin je de gemiddelde reactiesnelheid uitzet tegen de tijd.
07 - individueel
Beantwoord de volgende vraag met de opgedane kennis uit de vorige opdrachten.
Hoe kun je de reactiesnelheid berekenen? Geef een voorbeeld van hoe je deze uit een experiment kan afleiden.