Teken de structuurformule van dioleolfosfatidylcholine.
Verklaar aan de hand van de ruimtelijke structuur van fosfatidylethanolamine waarom dit fosfolipide meestal aan de cytoplasmazijde van het membraan te vinden is.
Leg uit dat onverzadigde vetzuren van fosfolipiden bijdragen aan een vergroting van de flexibiliteit van het celmembraan.
Cholesterol is een amfifatisch molecuul dat naast fosfolipiden onderdeel uitmaakt van het celmembraan. Cholesterol kan de viscositeit van het membraan wijzigen. Vloeibare membranen worden rigider (stugger), terwijl membranen met veel verzadigde koolwaterstofstaarten juist vloeibaarder worden. Cholesterol wordt vaak aangetroffen rondom membraaneiwitten.
Geef de structuurformule van cholesterol en maak duidelijk dat cholesterol amfifatisch is.
Leg uit dat cholesterol het vloeibare membraan rigider (stugger) maakt.
Waarom zal je cholesterol juist rondom membraaneiwitten in het celmembraan aantreffen?
Fosfatidylserine (PS) is een fosfolipide met uiteenlopende functies. Zo speelt het een rol bij de botvorming. Bij botvorming worden fosfaationen en calciumionen bij elkaar gebracht en slaat calciumfosfaat neer.
Geef de kloppende reactievergelijking van deze neerslagreactie.
Verklaar waarom juist PS een rol speelt bij de accumulatie van calcium-ionen.