Proef 2: Oplosbaarheid van suiker
Iedereen weet dat een schepje suiker goed oplost in een glas hete thee. In een glas met koud water gaat het oplossen aanzienlijk langzamer. Dit kan komen doordat door een lagere temperatuur de deeltjes minder snel bewegen en daardoor minder snel oplossen. Het kan echter ook komen doordat de deeltjes minder snel bewegen gecombineerd met het feit dat er bij een lagere temperatuur eenvoudigweg minder suiker op kan lossen in water.
Hoeveel stof er op kan lossen in een hoeveelheid oplosmiddel noemen we de oplosbaarheid van een stof.
Opdrachten:
Bedenk een proef waarmee je de oplosbaarheid van suiker kunt bepalen (gebruik maximaal 100 mL water).
Bedenk een onderzoekje waarmee je aan kunt tonen of de oplosbaarheid afhangt van de temperatuur (minimaal 3 verschillende temperaturen).
Doe dezelfde proeven nogmaals met een zelf gekozen stof.
Download hier het overzicht van de proef nogmaals.
Vragen na het onderzoek
Zoek op wat de oplosbaarheid van suiker in water is bij een temperatuur van
20 °C.
Bij de eerste opdracht heb je de oplosbaarheid van suiker in maximaal 100 mL water bepaald. Bepaal nu door middel van een berekening hoeveel gram suiker op kan lossen in 1,0 L water.
Teken in een grafiek de oplosbaarheid van suiker en de andere stof tegen de temperatuur.
Verklaar eventuele verschillen met de waarde uit de literatuur en de door je zelf bepaalde waarde.