Bronnen

1.1      Geschiedenis

 

In deze tijd waarin elektrisch licht overal als een vanzelfsprekendheid wordt ervaren en waarin kaarsen een artikel zijn geworden dat sfeer en romantiek moet oproepen is het moeilijk ons voor te stellen dat kaarsen vroeger de enige lichtbron waren. De voorlopers van de kaars waren de olielamp en de toorts, waarbij olie, vet en pit al een rol speelden. 

 

Het Latijnse woord voor toorts is "candela", welk woord wij nu nog terugvinden in het Engelse woord "candle" en in het Nederlandse woord voor kaarsenhouder of "kandelaar".

           

In de middeleeuwen werden in Gouda al kaarsen gemaakt door een aantal vlas- of katoenpitten, die op een bepaalde afstand op een stokje hingen, in gesmolten vet of was te dompelen en daarna te laten afkoelen. Deze handeling werd zo vaak herhaald tot de kaarsen de gewenste dikte hadden. Dit waren de goedkoopste talk- of vetkaarsen voor dagelijks gebruik. De kwaliteit was slecht. 

 

Het beste materiaal was de bijenwas, dat een gelijkmatige vlam gaf, rustig brandde en het minst droop. Het was ook het duurste materiaal. Bij erediensten werden deze bijenwaskaarsen gebruikt. In 1826 slaagde de Franse scheikundige Chevreuil er in stearinekaarsen te maken. 

Stearine maakte het mogelijk om kaarsen machinaal te maken, omdat stearine in vormen gegoten kan worden. 

 

 

Naast het traditionele gebruik in de Kerstperiode zien we steeds vaker dat kaarsen gebruikt worden om de sfeer in en om huis te verhogen. 

Kaarsen bestaan altijd uit een brandbare, gemakkelijk smeltbare stof. De gesmolten stof wordt door de pit (lont) opgezogen en voedt de vlam. De pit bestaat uit katoenen draden, die uit drie snoeren zijn samengevlochten. Pitten worden met anorganische stoffen geïmpregneerd. Deze pit brandt dan gelijkmatig met de grondstof op. De pit moet aan de kaarsdikte worden aangepast.

 

Bij het doven van de kaarsvlam bedekt de pit zich met een laagje was waardoor deze wordt afgesloten van de lucht en niet nagloeit. 

Nagloeien heeft als nadeel dat de pit kleiner wordt (verast) waarbij een vettige onaangename rook ontstaat. Opnieuw aansteken van de kaars is dan niet meer zo eenvoudig. Vroeger werd de pit niet geïmpregneerd, waardoor deze niet volledig verbrandde. Deze pit moest dan worden "gesnoten" (= op de juiste lengte afgeknipt).

 

1.2      Fabricage

 

Om kaarsen te vervaardigen worden diverse technieken gebruikt. 

 

A.        Rollen (alleen handwerk)

Hierbij rolt men een pit in een van tevoren tot een dunne laag uitgewalste plaat            bijenwas. 

B.        Dompelen (handwerk en machinaal)

Een aantal pitten worden aan een rechthoekige plaat bevestigd. Deze pitten worden in vloeibare was gedompeld. Er hecht zich een dun laagje was om de pitten. Dat stolt, zodra de      pitten uit de massa gehaald zijn. Deze handeling wordt herhaald tot de kaars de gewenste dikte heeft. 

C.        Gieten (handwerk en machinaal)

Voor het fabriceren van kaarsen met een afwijkende vorm. (bijv. figuren e.d.) Vroeger werden gipsvormen gebruikt. Tegenwoordig worden hiervoor vormen gebruikt van siliconenrubber gebruikt. Het eindproduct wordt vaak gelakt of beschilderd.

D.        Persen (alleen machinaal)

Hierbij wordt uitgegaan van paraffinepoeder dat of zelf gefabriceerd wordt of van een raffinaderij gekocht wordt. Dit poeder wordt onder hoge druk in een vorm geperst, waarna de kaars wordt uitgestoten

 

E.        Trekken (machinaal)

Dit is een verder mechanisering van het dompelen (B). De kaarsenpit wordt net zo lang door een bad met vloeibare was getrokken totdat de vereiste dikte is bereikt.

 

We kennen voor het vervaardigen van kaarsen diverse grondstoffen: 

 

Grondstof

Omschrijving

 

Gebruik

 

Eigenschappen

 

Was

 

- Een vettige verbinding die door bijen in honingraten afgescheiden wordt

- Bij het dompelsysteem

- Voor handwerk  

 

- Druipt

- Trekt krom

- Lange brandduur

Stearine

 

- Een mengsel van hogere vetzuren door distillatie verkregen uit oliën en vetten

 

- Bij gieten in mallen - In optrek- of opdruk machine

 

- Druipt niet

- Trekt niet krom

- Zuiver wit

- Stilstaande vlam

- Goede komvorming

Paraffine

 

- Op was lijkende stof, gedestilleerd uit ruwe petroleum

 

- Bij dompelen

- Bij gieten 

 

Volledig geraffineerd:

- Laag oliegehalte

- Druipt niet

- Trekt niet krom

- Roet nagenoeg niet

Half geraffineerd

- Hoger oliegehalte

- Druipt

- Trekt krom

- Glazige kleur

Stearine +Paraffine

 

- Mengsel van stearine en paraffine

 

- Bij optrek- en opdrukmachines

 

- Druipt niet

- Trekt niet krom 

- Stilstaande vlam

- Goede komvorming

 

 

 

 

 

1.3      Het kleuren

 

Dit kan op twee manieren gebeuren:

 

1.         Door kleurstof aan het gietmateriaal toe te voegen. Dit geeft vermindering van  kwaliteit. De brand eigenschappen worden daardoor duidelijk minder goed.

 

2.         Door de kaarsen na vervaardiging in kleurstof te dompelen (nadompelen). Dit   geeft uitstekende brandeigenschappen.

 

Maakt men gebruik van in vet opgeloste kleurstoffen, dan kan de kleur na verloop van tijd verschieten. Bij synthetische kleurstoffen die gebruikt worden, treedt géén verkleuring op. Vooral de firma Molca maakt van de zgn. nadompelmethode gebruik. Het voordeel van deze methode is dat er tevens een goede komvorming  ontstaat, doordat de kleurlaag een iets hoger smeltpunt heeft dan de kern van de kaars.

 

1.4      Verwerking

 

Kaarsen verlangen de volgende behandeling:

 

-           plaats een kaars nooit in de nabijheid van een warmtebron;

-           vermijd tocht, anders gaat de vlam bewegen waardoor de kaars slecht gaat        branden; .

-           als de kaars gaat walmen, doof haar dan, maak de pit iets korter, (pit nooit          rechtbuigen) wacht tot de was gestold is. Steek de kaars dan weer aan;

-           bij uitblazen altijd de hand achter de kaarsvlam houden, dat voorkomt het                      wegblazen van gesmolten was;

-           doof de kaars bij voorkeur door de pit om te buigen in de vloeibare was en zet   de pit daarna weer overeind (Kaarsendover);

-           als de kaars te dik is voor een kandelaar, houd dan de onderkant in warm          water zodat hij zacht wordt; als de kaars te dun is voor een houder, dan is er         hechtwas in de handel die de kaars overal kan doen staan. (Bij gekleurde    kaarsen de kleurrand onderaan wegsnijden voor betere hechting);

-           maak nooit een draaiende beweging in de kaarsenstandaard omdat dan de      eventuele opgelegde kleurlaag kan beschadigen;

-           als kaarsen in groepjes bij elkaar in een arrangement komen, denk dan aan      een juiste onderlinge afstand i.v.m. de warmte van de vlam;

-           als een kaars wat vuil is geworden, dan met een warme wollen doek                   opwrijven. Bij erg vervuilde kaarsen kunnen deze schoongemaakt worden met         tetra (verkrijgbaar bij de drogist);

-           stearinekaarsen kunnen liggend worden opgeborgen, koel en in het donker;

-           bijenwas-, paraffine- en compositiekaarsen moeten hangend aan de pit             gebundeld in bosjes worden opgehangen. Ook hier koel en donker.

 

1.5      Fabrikanten

 

Enkele belangrijke fabrikanten zijn:

 

Apollo - Gouda (Gouda kaarsen)

Bolsius - Schijndel (Produceert vooral de goedkopere kaarsen)

Haweka - Etten-Leur (Produceert een kwalitatief goed product in een (Molca) - ruime kleurschakering)