
Dominant, recessief, genotype, fenotype, homozygoot en heterozygoot
Voorbeeld 1
In de glastuinbouw worden verschillende typen tomaten geteeld.
Of een tomaat rond of ovaal is wordt erfelijk bepaald.
Het gen voor de ronde vorm R is dominant, het gen voor de ovale vorm r is recessief.
Voorbeeld 2
Cavia’s kunnen kortharig (K) of langharig zijn (k).
Het kenmerk voor lang- of kortharig is erfelijk bepaald.
Het gen voor korte haren (K) is dominant.
Geef bij ieder genotype ook het fenotype (kortharig of langharig).